NL/BG 10.21: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 10| Hoofdstuk 10: De volheid van de Absolute]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 10| Hoofdstuk 10: De volheid van de Absolute]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 10.20| BG 10.20]] '''[[NL/BG 10.20|BG 10.20]] - [[NL/BG 10.22|BG 10.22]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 10.22| BG 10.22]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 10.20| BG 10.20]] '''[[NL/BG 10.20|BG 10.20]] - [[NL/BG 10.22|BG 10.22]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 10.22| BG 10.22]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 21 ====
==== VERS 21 ====
<div class="devanagari">
:आदित्यानामहं विष्णुर्ज्योतिषां रविरंशुमान् ।
:मरीचिर्मरुतामस्मि नक्षत्राणामहं शशी ॥२१॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''ādityānām ahaṁ viṣṇur, jyotiṣāṁ ravir aṁśumān''
:ādityānām ahaṁ viṣṇur
:''marīcir marutām asmi, nakṣatrāṇām ahaṁ śaśī''
:jyotiṣāṁ ravir aṁśumān
 
:marīcir marutām asmi
:nakṣatrāṇām ahaṁ śaśī
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
ādityānām — van de Āditya’s; aham — Ik ben; viṣṇuḥ — de Allerhoogste Heer; jyotiṣām — van alle lichtgevende hemellichamen; raviḥ — de zon; aṁśu-mān — stralende; marīciḥ — Marīci; marutām — van de Marut’s; asmi — Ik ben; nakṣatrāṇām — van de sterren; aham — Ik ben; śaśī — de maan.
''ādityānām'' — van de Āditya’s; ''aham'' — Ik ben; ''viṣṇuḥ'' — de Allerhoogste Heer; ''jyotiṣām'' — van alle lichtgevende hemellichamen; ''raviḥ'' — de zon; ''aṁśu-mān'' — stralende; ''marīciḥ'' — Marīci; ''marutām'' — van de Marut’s; ''asmi'' — Ik ben; ''nakṣatrāṇām'' — van de sterren; ''aham'' — Ik ben; ''śaśī'' — de maan.
</div>
</div>


Line 27: Line 33:


<div class="purport">
<div class="purport">
Er zijn twaalf Āditya’s, en onder hen is Kṛṣṇa de belangrijkste. Onder alle lichtgevende hemellichamen die aan de hemel schijnen, is de zon de belangrijkste en in de Brahma-saṁhitā wordt ze aanvaard als het stralende oog van de Allerhoogste Heer. Er bestaan negenenveertig verschillende winden die in de ruimte waaien en de besturende halfgod van deze winden is Marīci en hij vertegenwoordigt Kṛṣṇa.
Er zijn twaalf Āditya’s, en onder hen is Kṛṣṇa de belangrijkste. Onder alle lichtgevende hemellichamen die aan de hemel schijnen, is de zon de belangrijkste en in de ''Brahma-saṁhitā'' wordt ze aanvaard als het stralende oog van de Allerhoogste Heer. Er bestaan negenenveertig verschillende winden die in de ruimte waaien en de besturende halfgod van deze winden is Marīci en hij vertegenwoordigt Kṛṣṇa.


Onder de nachtelijke sterren is de maan het prominentst en daarom vertegenwoordigt de maan Kṛṣṇa. Uit dit vers blijkt dat de maan een van de sterren is; de sterren die aan het firmament fonkelen, weerkaatsen daarom ook het licht van de zon. De theorie dat er binnen het universum verscheidene zonnen bestaan, wordt in de Vedische literatuur niet aanvaard. Er is één zon en zoals de maan schijnt door het weerkaatsen van het zonlicht, zo is het ook met de sterren. Omdat de Bhagavad-gītā hier aangeeft dat de maan een van de sterren is, kunnen de fonkelende sterren geen zonnen zijn, maar zijn ze te vergelijken met de maan.
Onder de nachtelijke sterren is de maan het prominentst en daarom vertegenwoordigt de maan Kṛṣṇa. Uit dit vers blijkt dat de maan een van de sterren is; de sterren die aan het firmament fonkelen, weerkaatsen daarom ook het licht van de zon. De theorie dat er binnen het universum verscheidene zonnen bestaan, wordt in de Vedische literatuur niet aanvaard. Er is één zon en zoals de maan schijnt door het weerkaatsen van het zonlicht, zo is het ook met de sterren. Omdat de ''Bhagavad-gītā'' hier aangeeft dat de maan een van de sterren is, kunnen de fonkelende sterren geen zonnen zijn, maar zijn ze te vergelijken met de maan.
</div>
</div>



Latest revision as of 11:38, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 21

आदित्यानामहं विष्णुर्ज्योतिषां रविरंशुमान् ।
मरीचिर्मरुतामस्मि नक्षत्राणामहं शशी ॥२१॥
ādityānām ahaṁ viṣṇur
jyotiṣāṁ ravir aṁśumān
marīcir marutām asmi
nakṣatrāṇām ahaṁ śaśī

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

ādityānām — van de Āditya’s; aham — Ik ben; viṣṇuḥ — de Allerhoogste Heer; jyotiṣām — van alle lichtgevende hemellichamen; raviḥ — de zon; aṁśu-mān — stralende; marīciḥ — Marīci; marutām — van de Marut’s; asmi — Ik ben; nakṣatrāṇām — van de sterren; aham — Ik ben; śaśī — de maan.

VERTALING

Onder de Āditya’s ben Ik Viṣṇu, van de lichtgevende hemellichamen ben Ik de stralende zon, onder de Maruts ben Ik Marīci en van de sterren ben Ik de maan.

COMMENTAAR

Er zijn twaalf Āditya’s, en onder hen is Kṛṣṇa de belangrijkste. Onder alle lichtgevende hemellichamen die aan de hemel schijnen, is de zon de belangrijkste en in de Brahma-saṁhitā wordt ze aanvaard als het stralende oog van de Allerhoogste Heer. Er bestaan negenenveertig verschillende winden die in de ruimte waaien en de besturende halfgod van deze winden is Marīci en hij vertegenwoordigt Kṛṣṇa.

Onder de nachtelijke sterren is de maan het prominentst en daarom vertegenwoordigt de maan Kṛṣṇa. Uit dit vers blijkt dat de maan een van de sterren is; de sterren die aan het firmament fonkelen, weerkaatsen daarom ook het licht van de zon. De theorie dat er binnen het universum verscheidene zonnen bestaan, wordt in de Vedische literatuur niet aanvaard. Er is één zon en zoals de maan schijnt door het weerkaatsen van het zonlicht, zo is het ook met de sterren. Omdat de Bhagavad-gītā hier aangeeft dat de maan een van de sterren is, kunnen de fonkelende sterren geen zonnen zijn, maar zijn ze te vergelijken met de maan.