NL/Prabhupada 0446 - Probeer niet om Laksmi van Narayana te scheiden: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0446 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1977 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in India, Mayapur]]
[[Category:NL-Quotes - in India, Mayapur]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0445 - Het is mode geworden om Narayana met iedereen gelijk te stellen|0445|NL/Prabhupada 0447 - Pas op om niet met een niet-toegewijde die dingen over God verzint om te gaan|0447}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|xk5wtjQwbqo|Probeer niet om Laksmi van Narayana te scheiden<br/>- Prabhupāda 0446}}
{{youtube_right|7hqmOeUrEe8|Probeer niet om Laksmi van Narayana te scheiden<br/>- Prabhupāda 0446}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/770212SB-MAY_clip2.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/770212SB-MAY_clip2.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Dus sakṣat śrī. Ze is altijd geassocieerd. Als iemand probeert om Śrī te scheiden van Nārāyaṇa, dan zal hij worden overwonnen. Het voorbeeld is Rāvaṇa.   Rāvaṇa wilde Lakṣmī scheiden van Rāma. Deze  poging  is zo gevaarlijk dat Rāvaṇain plaats van blij  te worden... Hij was zogenaamd gelukkig, materieel  weelderig. Maar zodra hij Lakṣmī   van Nārāyaṇa had gescheiden, werd hij overwonnen  met al zijn vrienden. Dus probeer niet om dat  te  doen,  om  Lakṣmī te scheiden van  Nārāyaṇa. Ze kunnen niet worden gescheiden. Maar als iemand probeert dat  te  doen,  zal hij worden geruïneerd. Hij zal worden geruïneerd. Het voorbeeld is Rāvaṇa. Dus  op  dit  moment  zijn  mensen  erg  dol  op  śrī,  geld.  Śrī  aiśvaryā.  Śrī  aiśvaryā.  Śrī  aiśvaryā  prajepsavaḥ.  De  meeste  mensen,  ze  willen  śrī,  geld,  of  schoonheid,  mooie  vrouw.  Śrī  aiśvaryā:  geld,  rijkdom.  Śrī  aiśvaryā  prajepsavaḥ.  Prajā.  Prajā  betekent  familie,  de  maatschappij,  geld.  Zij  willen  dat.  Dus  Śrī  wordt  altijd  naar  gehunkerd,  nagezocht.  Maar  probeer  niet  om  Śrī  alleen  te  houden.  Dan  zul  je  worden  geruïneerd.  Dit  is  de  instructie.  Je  moet  niet  proberen  om  Śrī  alleen  te  houden.  Houd  altijd  Nārāyaṇa.  Dan  zult  je  blij  zijn.  Houd  Nārāyaṇa.  Dus  degenen  die  rijk  zijn,  die  rijkdom  hebben,  rijk,  ze  moeten  ook  Nārāyaṇa  aanbidden  met  hun  geld.  Geld  uitgeven.  Geld  is  bedoeld  voor  de  dienst  van  Nārāyaṇa.  Dus  als  je  geld  hebt,  bederf  het  niet  zoals  Rāvaṇa,  maar  spendeer  het  in  Kṛṣṇa's  service.  Als  je  geld  hebt,  geeft  het  gewoon  uit  voor  een  zeer  kostbare  tempel,  voor  het  installeren  van  Lakṣmī-Nārāyaṇa,  Rādhā-Kṛṣṇa,  Sītā-Rāma,  als  dat.  Verspil  uw  geld  niet  op  een  andere  manier.  Dan  zul  je  altijd  rijk  blijven.  Je  zult  nooit  arm  worden.  Maar  zodra  je  probeert  om  Nārāyaṇa  te  bedriegen,  dat  "ik  heb  Uw  Lakṣmī  genomen,"  dan  verhonger  je.  Dat  beleid  is  erg  slecht. 
Dus ''sakṣat śrī''. Ze is altijd samen. Als iemand probeert om Śrī te scheiden van Nārāyaṇa, dan zal hij verpletterd worden. Het voorbeeld is Rāvaṇa. Rāvaṇa wilde Lakṣmī scheiden van Rāma. Dit te proberen is zo gevaarlijk dat Rāvaṇa in plaats van gelukkig te worden ... Hij was zogenaamd gelukkig, materiële rijkdom. Maar zodra hij Lakṣmī van Nārāyaṇa had gescheiden, werd hij met al zijn vrienden verpletterd. Dus probeer niet om Lakṣmī van Nārāyaṇa te scheiden. Ze kunnen niet worden gescheiden. Maar als iemand dat probeert dan zal hij geruïneerd worden. Hij zal geruïneerd worden. Het voorbeeld is Rāvaṇa.  


Maar  goed, waar  er  Śrī,  is  er  Nārāyaṇa,  en  waar  er  Nārāyaṇa  is,  is  er  Śrī. Daarom  Nārāyaṇa  en  Śrī. Nṛsiṁha-deva  is  Nārāyaṇa  en  Lakṣmī,  ze  zijn  voortdurend...  Daarom  de devas,  halfgoden,  toen  ze  dat  zagen  "Nārāyaṇa, Nṛsiṁha-deva, was  heel, heel  boos. Niemand  kan  hem  tot  bedaren  te  brengen,"  dus  ze  dachten  dat  "Lakṣmījī  is  persoonlijke  metgezel,  voortdurend  met  Nārāyaṇa, dus  laat  haar  gaan  en  tot  bedaren  te  brengen. "Dat  is  hier  vermeld. Sākṣāt  śrīḥ  preṣitā  devair. De  halfgoden, Heer  Brahmā,,  Heer  Śiva  en  anderen,  ze verzochten,  "Moeder,  probeer  je  man  tot  bedaren  te  brengen. Het  is  niet  mogelijk  door  ons.Maar ze  werd  ook  bang. Ze  werd  ook  bang. Sākṣāt  śrīḥ  preṣita  devair  dṛṣṭvā  taṁ  mahad  adbhutam.  Ze  weet  dat  "Mijn  man  is verschenen  als  Nṛsiṁha-deva,"  maar  omdat  dat  prachtige  uiterlijk  van  de Heer  zo  angstig  was,  Durfde  ze  niet voor  Hem  te komen. Waarom?  Nu,  adṛṣṭaśruta-pūrvatvāt:  omdat  ze  ook  nooit  geweten  heeft  dat  haar man  de  vorm  van  Nṛsiṁha-deva  kan  aannemen. Dit  Nṛsiṁha-deva  functie  is  speciaal  voor  Hiraṇyakaśipu  aangenomen.  Dit  is  almachtig.  Hiraṇyakaśipu  nam  een  zegen  van  Heer  Brahmā,  dat  geen  god,  halfgod,  hem  kan  doden;  geen  mens  kan  hem  doden;  geen  enkel  dier  kan  hem  doden;  enzovoort,  enzovoort,  enzovoort.  Indirect  maakte  hij  een  plan  dat  niemand  hem  kon  doden.  En  omdat  hij  in  de  eerste  plaats  onsterfelijk  wilde  worden,  dus  Heer  Brahmā  zei  dat  "ik  ben  niet  onsterfelijk.  Hoe  kan  ik  je geven  de  zegen  van  het  worden...?  Dat  is  niet  mogelijk."  Dus  deze  rākṣasas,  demonen,  ze  zijn zeer  intelligent,  duṣkṛtina,  intelligent  -  maar  voor  zondige  activiteiten. Dat  is  het  kenmerk  van  de  rākṣasa.  Dus  hij  plande  iets,  dat  "Indirect  neem  ik  de  zegen  van  Heer  Brahmā,  zodanig  dat  ik  onsterfelijk  zal  blijven.
Dus tegenwoordig zijn de mensen erg gesteld op ''śrī'', geld. ''Śrī aiśvaryā''. ''Śrī aiśvaryā prajepsavaḥ''. Over het algemeen willen de mensen ''śrī'', geld, of schoonheid, mooie vrouwen. ''Śrī aiśvaryā'': geld, rijkdom. ''Śrī aiśvaryā prajepsavaḥ''. ''Prajā''. ''Prajā'' betekent familie, aanzien, geld. Dat willen ze. Dus Śrī wordt altijd naar verlangd en gezocht. Maar probeer niet om alleen Śrī te houden. Dan zal je worden geruïneerd. Dit is de instructie. Je moet niet proberen om alleen Śrī te houden. Houdt haar altijd met Nārāyaṇa. Dan zal je gelukkig zijn. Houdt Nārāyaṇa.  


Dus  om Brahmā's belofte te houdenverscheen  Nārāyaṇa  als Nṛsiṁha-deva: half leeuw en half mens. Daarom adṛṣṭāśruta-pūrva. Zelfs Lakṣmī had nog  niet zo'n  kenmerk van de Heer gezien, half mens, half leeuw. Dit is Nārāyaṇa of Kṛṣṇaalmachtig. Hij kan elke vorm aannemen. Dat  is...  Adṛṣṭā aśruta-purva. Nog nooit gezien. Hoewel ze wordt  geassocieerd  met Nārāyaṇa,  maar  ze zag  nog nooit zo'n prachtige  eigenschap  van Nārāyaṇa. Daarom wordt  er gezegdadṛṣṭā aśruta-pūrvatvāt na upeyāya śaṅkitā. Lakṣmījī is kuis. Dus śaṅkitā: ze was bang,  'Misschien is Hij een ander  persoon." En ze is de kuise,  de  meest kuise. Hoe kan ze mengen  met een ander  persoon? Daarom śaṅkitā. Dit woord wordt  gebruikt, śaṅkitā. Hoewel ze wordt verondersteld  om  alles te weten, nog  steeds,  dacht ze"zou  mijn man niet hoeven  te  zijn." Dit is de ideale kuise,  kuisheid, dat zelfs Lakṣmījī, omdat  ze  twijfels  had  over Viṣṇu, ze praatte nietze benaderde niet. Śaṅkitā. Dit is een andere  kwaliteit van Lakṣmījī. Ze werd bang"Hij  zou  Nārāyaṇa wel  eens  niet kunnen  zijn," omdat  ze het  nog nooit had  meegemaakt  dat  haar man zo'n  prachtige  functie  had, half leeuw en half mens. Dus adṛṣṭāśruta-pūrvatvāt sa nopeyāya śaṅkitā.  
Dus degenen die rijkdom hebben moeten Nārāyaṇa ook vereren met hun geld. Geef geld uit. Geld is bedoeld voor de dienst van Nārāyaṇa. Dus als je geld hebt, verspil het dan niet zoals Rāvaṇa, maar gebruik het in Kṛṣṇa's dienst. Als je geld hebt, geef het uit voor een hele kostbare tempel, voor het installeren van Lakṣmī-Nārāyaṇa, Rādhā-Kṛṣṇa, Sītā-Rāma, bijvoorbeeld. Verspil je geld niet op een andere manier. Dan zal je altijd rijk blijven. Je zal nooit arm worden. Maar zodra je probeert om Nārāyaṇa te bedriegen, dat: "Ik heb Uw Lakṣmī afgenomen," dan verga je. Dat beleid is erg slecht.
 
Maar goed, waar Śrī is daar is Nārāyaṇa, en waar Nārāyaṇa is daar is Śrī. Daarom; Nārāyaṇa en Śrī. Nṛsiṁha-deva is Nārāyaṇa, en Lakṣmī, zij zijn altijd samen. Daarom toen de ''devas'', halfgoden, zagen dat: "Nārāyaṇa, Nṛsiṁha-deva, heel erg boos was. Niemand kan hem tot bedaren te brengen." Dus ze dachten dat: "Lakṣmījī is persoonlijke metgezel, altijd met Nārāyaṇa, dus laat haar gaan en Hem tot bedaren brengen." Dat staat hier. ''Sākṣāt śrīḥ preṣitā devair''. De halfgoden, heer Brahmā, heer Śiva en anderen verzochten: "Moeder, probeer je man tot bedaren te brengen. Het is niet mogelijk voor ons." Maar ze werd ook bang. Ze werd ook bang. ''Sākṣāt śrīḥ preṣita devair dṛṣṭvā taṁ mahad adbhutam''. Ze weet dat: "Mijn man is als Nṛsiṁha-deva verschenen," maar omdat dat prachtige kenmerk van de Heer zo angstaanjagend was durfde ze niet voor Hem te komen. Waarom? Nu, ''adṛṣṭaśruta-pūrvatvāt'': omdat ze niet wist dat haar man de vorm van Nṛsiṁha-deva kan aannemen.
 
Dit Nṛsiṁha-deva kenmerk was speciaal voor Hiraṇyakaśipu aangenomen. Dit is almachtig. Hiraṇyakaśipu kreeg een zegen van heer Brahmā dat geen halfgod hem kan doden, geen mens kan hem doden, geen dier kan hem doden, enzovoort, enzovoort. Indirect maakte hij een plan dat niemand hem kan doden. En omdat hij ten eerste onsterfelijk wilde worden, dus Heer Brahmā zei: "Ik ben niet onsterfelijk. Hoe kan ik je de zegen geven dat te worden? Dat is niet mogelijk." Dus deze ''rākṣasas'', demonen, zijn heel intelligent, ''duṣkṛtina'', intelligent - maar voor zondige activiteiten. Dat is het kenmerk van de ''rākṣasa''. Dus hij plande het zo dat: "Indirect krijg ik de zegen van heer Brahmā zodanig dat ik onsterfelijk zal blijven." Dus om Brahmā's belofte te houden verscheen Nārāyaṇa als Nṛsiṁha-deva: half leeuw en half mens.  
 
Daarom; ''adṛṣṭāśruta-pūrva''. Zelfs Lakṣmī had niet eerder dit kenmerk van de Heer gezien, half mens, half leeuw. Dit is Nārāyaṇa of Kṛṣṇa; almachtig. Hij kan elke vorm aannemen. ''Adṛṣṭā aśruta-purva''. Nog nooit gezien. Hoewel ze altijd samen is met Nārāyaṇa heeft ze nog nooit zo'n prachtig kenmerk van Nārāyaṇa gezien. Daarom is er gezegd: ''adṛṣṭā aśruta-pūrvatvāt sā na upeyāya śaṅkitā''. Lakṣmījī is kuis. Dus ''śaṅkitā'': ze was bang: "Misschien is Hij een andere persoon." En ze is de meest kuise. Hoe kan ze met een andere persoon omgaan? Daarom ''śaṅkitā''. Dit woord is gebruikt, ''śaṅkitā''. Hoewel ze geacht wordt alles te weten, toch dacht ze: "Misschien is het mijn man niet." Dit is de ideale kuisheid, dat zelfs Lakṣmījī, twijfelend over Viṣṇu, ze praatte niet en ze benaderde niet. ''Śaṅkitā''. Dit is een kwaliteit van Lakṣmījī. Ze werd bang: "Misschien is hij Nārāyaṇa niet," want ze had nog nooit dit prachtige kenmerk van haar man meegemaakt, half leeuw en half mens. Dus; ''adṛṣṭāśruta-pūrvatvāt sa nopeyāya śaṅkitā''.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 15:57, 29 January 2021



Lecture -- Seattle, October 2, 1968

Dus sakṣat śrī. Ze is altijd samen. Als iemand probeert om Śrī te scheiden van Nārāyaṇa, dan zal hij verpletterd worden. Het voorbeeld is Rāvaṇa. Rāvaṇa wilde Lakṣmī scheiden van Rāma. Dit te proberen is zo gevaarlijk dat Rāvaṇa in plaats van gelukkig te worden ... Hij was zogenaamd gelukkig, materiële rijkdom. Maar zodra hij Lakṣmī van Nārāyaṇa had gescheiden, werd hij met al zijn vrienden verpletterd. Dus probeer niet om Lakṣmī van Nārāyaṇa te scheiden. Ze kunnen niet worden gescheiden. Maar als iemand dat probeert dan zal hij geruïneerd worden. Hij zal geruïneerd worden. Het voorbeeld is Rāvaṇa.

Dus tegenwoordig zijn de mensen erg gesteld op śrī, geld. Śrī aiśvaryā. Śrī aiśvaryā prajepsavaḥ. Over het algemeen willen de mensen śrī, geld, of schoonheid, mooie vrouwen. Śrī aiśvaryā: geld, rijkdom. Śrī aiśvaryā prajepsavaḥ. Prajā. Prajā betekent familie, aanzien, geld. Dat willen ze. Dus Śrī wordt altijd naar verlangd en gezocht. Maar probeer niet om alleen Śrī te houden. Dan zal je worden geruïneerd. Dit is de instructie. Je moet niet proberen om alleen Śrī te houden. Houdt haar altijd met Nārāyaṇa. Dan zal je gelukkig zijn. Houdt Nārāyaṇa.

Dus degenen die rijkdom hebben moeten Nārāyaṇa ook vereren met hun geld. Geef geld uit. Geld is bedoeld voor de dienst van Nārāyaṇa. Dus als je geld hebt, verspil het dan niet zoals Rāvaṇa, maar gebruik het in Kṛṣṇa's dienst. Als je geld hebt, geef het uit voor een hele kostbare tempel, voor het installeren van Lakṣmī-Nārāyaṇa, Rādhā-Kṛṣṇa, Sītā-Rāma, bijvoorbeeld. Verspil je geld niet op een andere manier. Dan zal je altijd rijk blijven. Je zal nooit arm worden. Maar zodra je probeert om Nārāyaṇa te bedriegen, dat: "Ik heb Uw Lakṣmī afgenomen," dan verga je. Dat beleid is erg slecht.

Maar goed, waar Śrī is daar is Nārāyaṇa, en waar Nārāyaṇa is daar is Śrī. Daarom; Nārāyaṇa en Śrī. Nṛsiṁha-deva is Nārāyaṇa, en Lakṣmī, zij zijn altijd samen. Daarom toen de devas, halfgoden, zagen dat: "Nārāyaṇa, Nṛsiṁha-deva, heel erg boos was. Niemand kan hem tot bedaren te brengen." Dus ze dachten dat: "Lakṣmījī is persoonlijke metgezel, altijd met Nārāyaṇa, dus laat haar gaan en Hem tot bedaren brengen." Dat staat hier. Sākṣāt śrīḥ preṣitā devair. De halfgoden, heer Brahmā, heer Śiva en anderen verzochten: "Moeder, probeer je man tot bedaren te brengen. Het is niet mogelijk voor ons." Maar ze werd ook bang. Ze werd ook bang. Sākṣāt śrīḥ preṣita devair dṛṣṭvā taṁ mahad adbhutam. Ze weet dat: "Mijn man is als Nṛsiṁha-deva verschenen," maar omdat dat prachtige kenmerk van de Heer zo angstaanjagend was durfde ze niet voor Hem te komen. Waarom? Nu, adṛṣṭaśruta-pūrvatvāt: omdat ze niet wist dat haar man de vorm van Nṛsiṁha-deva kan aannemen.

Dit Nṛsiṁha-deva kenmerk was speciaal voor Hiraṇyakaśipu aangenomen. Dit is almachtig. Hiraṇyakaśipu kreeg een zegen van heer Brahmā dat geen halfgod hem kan doden, geen mens kan hem doden, geen dier kan hem doden, enzovoort, enzovoort. Indirect maakte hij een plan dat niemand hem kan doden. En omdat hij ten eerste onsterfelijk wilde worden, dus Heer Brahmā zei: "Ik ben niet onsterfelijk. Hoe kan ik je de zegen geven dat te worden? Dat is niet mogelijk." Dus deze rākṣasas, demonen, zijn heel intelligent, duṣkṛtina, intelligent - maar voor zondige activiteiten. Dat is het kenmerk van de rākṣasa. Dus hij plande het zo dat: "Indirect krijg ik de zegen van heer Brahmā zodanig dat ik onsterfelijk zal blijven." Dus om Brahmā's belofte te houden verscheen Nārāyaṇa als Nṛsiṁha-deva: half leeuw en half mens.

Daarom; adṛṣṭāśruta-pūrva. Zelfs Lakṣmī had niet eerder dit kenmerk van de Heer gezien, half mens, half leeuw. Dit is Nārāyaṇa of Kṛṣṇa; almachtig. Hij kan elke vorm aannemen. Adṛṣṭā aśruta-purva. Nog nooit gezien. Hoewel ze altijd samen is met Nārāyaṇa heeft ze nog nooit zo'n prachtig kenmerk van Nārāyaṇa gezien. Daarom is er gezegd: adṛṣṭā aśruta-pūrvatvāt sā na upeyāya śaṅkitā. Lakṣmījī is kuis. Dus śaṅkitā: ze was bang: "Misschien is Hij een andere persoon." En ze is de meest kuise. Hoe kan ze met een andere persoon omgaan? Daarom śaṅkitā. Dit woord is gebruikt, śaṅkitā. Hoewel ze geacht wordt alles te weten, toch dacht ze: "Misschien is het mijn man niet." Dit is de ideale kuisheid, dat zelfs Lakṣmījī, twijfelend over Viṣṇu, ze praatte niet en ze benaderde niet. Śaṅkitā. Dit is een kwaliteit van Lakṣmījī. Ze werd bang: "Misschien is hij Nārāyaṇa niet," want ze had nog nooit dit prachtige kenmerk van haar man meegemaakt, half leeuw en half mens. Dus; adṛṣṭāśruta-pūrvatvāt sa nopeyāya śaṅkitā.