NL/Prabhupada 0771 - Toegewijden kunnen niet evenveel geïnteresseerd zijn in materieel en spiritueel plezier

Revision as of 13:13, 26 November 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0771 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1969 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on SB 1.5.12-13 -- New Vrindaban, June 11, 1969

Vyāsadeva bespreekt verschillende soorten literatuur. Hij heeft over verschillende literatuur uitgelegd, hoewel mooi geschreven vanuit retorisch oogpunt, of poëtisch, metaforisch of grammaticaal gezien, als het geen informatie over de Absolute Waarheid bevat, dan is zulke literatuur zinloos, geen enkel heilig persoon zal interesse hebben in zulke literatuur. Ze geven daar niet om. Net als zwanen, zij zijn niet gelukkig op een plaats waar kraaien wel gelukkig zijn. Er is een verschil tussen kraaien en zwanen, verschil vinden we zelfs onder de vogels en onder andere dieren. Je vindt dat overal. Verschillende soorten vogels of andere dieren leven niet samen. Op dezelfde manier, heilige personen die Krishna-bewust zijn, hun smaak verschilt van personen die net als kraaien zijn. Kraaien zijn geïnteresseerd in bepaalde dingen. Carvita-carvaṇānām (SB 7.5.30). Prahlāda Mahārāja zegt: "het gekauwde nogmaals herkauwen." Het is al gekauwd en als iemand wil proberen, "Eens zien, hoe zal dat smaken?" Dat is een onzinnige bezigheid.

De materiële wereld volgt dit systeem van herkauwen. Net als een persoon die goede zaken doet, veel geld heeft vergaard, en met zinsbevrediging bezig is geweest, maar hij is niet gelukkig geworden. Toch probeert hij zijn zonen en kleinzonen ertoe te bewegen hetzelfde te leven. Hij heeft ervaren, "Op deze manier ben ik niet gelukkig geworden, Ik ben niet tevreden, dus waarom zal ik mijn zonen en kleinzonen aanmoedigen om hetzelfde te doen, het gekauwde herkauwen?" Dit gebeurd, omdat ze niet beter weten. Na te viduḥ svārtha-gatiṁ hi viṣṇuṁ durāśayā ye bahir-artha-māninaḥ (SB 7.5.31). Prahlāda Mahārāja adviseerde zijn atheïstische vader. Hij zei... Toen zijn vader vroeg: "Mijn lieve jongen, hoe kom je aan al deze ideeën?" Hij was een perfecte toegewijde, en zijn vader was een perfecte atheïst. Hij zei: "Niets kan worden bereikt zonder de genade van een zuivere toegewijde."

Naiṣāṁ matis tāvad urukramāṅghrim (SB 7.5.32). Urukramāṅghrim, aṅghri. Aṅghri betekent lotusvoeten. Niemand raakt zomaar geïnteresseerd in de lotusvoeten van de Allerhoogste Persoonlijkheid van Gods, Omdat interesse in de lotusvoeten van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods betekent bevrijd worden. Anartha-apagamaḥ yad-arthaḥ (SB 7.5.32). Anartha betekent onnodig. We creëren onnodige levensbehoeften en raken verstrikt. Dit is het materiële leven. Als iemand Krishna-bewust wordt, geïnteresseerd raakt in Krishna, dan krijgt hij daar een afkeer van: "Wat heeft het voor nut?" Zoals onze brahmacārī's ,onze toegewijden, ze kunnen gewoon op de grond slapen. Ze hebben geen mooi bed of kussen nodig. Omdat ze zo gevormd zijn, denken ze, "Ik heb wat rust nodig, op deze of andere manier, waarom zou ik me daar druk over maken?" Ja. Dat is een teken van vooruitgang in Krishna-bewustzijn. Krishna-bewustzijn betekent bhaktiḥ pareśānubhavo viraktir anyatra syāt (SB 11.2.42). Wie geen smaak heeft voor Krishna-bewustzijn, zij proberen gelukkig te worden, door onnodig hun materiële verlangens te vergroten, omdat ze niet beter weten. Zodra iemand betrokken is in devotionele dienst aan Krishna, pareśānubhūti, dan ervaart hij transcendentaal genot en als gevolg daarvan, wordt het onzinnige genot onbelangrijk. Dat is de test.

Een toegewijde kan niet evenveel geïnteresseerd zijn in materieel en transcendentaal genot. Nee. Virakti. De Bhagavad-Gītā zegt ook: paraṁ dṛṣṭvā nivartate (BG 2.59). In een ziekenhuis wordt een zieke gedwongen om een ​​bepaald soort voedsel te accepteren. Hij heeft ook verlangens. Hij heeft ook verlangens om een bepaald soort voedsel te eten. Net als een patiënt die aan tyfus lijdt, een tyfuslijder. De dokter zegt: "Je kan geen vast voedsel verdragen, je mag alleen een beetje vloeibaar voedsel." Maar hij heeft het verlangen om vast voedsel te eten. "Oh, de dokter heeft me een bepaald soort voedsel voorgeschreven. Oké, wat kan ik er aan doen?" Maar hij heeft wel nog het verlangen. Een toegewijde daarentegen, hoeft niet te worden gedwongen. Een arts hoeft niet te zeggen: "Doe dat niet." Het gaat voor hem automatisch. Waarom? Paraṁ dṛṣṭvā nivartate: hij heeft iets beters gezien of geproefd, en daarom heeft hij geen trek meer in walgelijk voedsel. Dit is bhaktiḥ pareśānu ... Dat betekent dat als we een afkeer krijgen van afschuwelijke dingen, dan begrijpen we dat we vooruitgang maken in Krishna-bewustzijn. De test heb je zelf in de hand. Je hoeft aan niemand te vragen: "Denk je dat ik vooruitgang maak in Krishna-bewustzijn?" Je hebt het zelf al door. Op dezelfde manier: als je honger hebt en eet, dan weet je, door te eten, of je honger is gestild, of je weer kracht hebt en hoeveel plezier je eraan beleeft. Je hoeft dat aan niemand te vragen. Als iemand vooruitgang maakt in Krishna-bewustzijn, dan is de test of hij zijn interesse in materieel genot verliest. Dat is de test.