NL/BG 14.3

Revision as of 19:11, 26 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 3

mama yonir mahad brahma, tasmin garbhaṁ dadhāmy aham
sambhavaḥ sarva-bhūtānāṁ, tato bhavati bhārata

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

mama — Mijn; yoniḥ — oorsprong van de geboorte; mahat — de totale materiële substantie; brahma — het allerhoogste; tasmin — daarin; garbham — bevruchting; dadhāmi — schep; aham — Ik; sambhavaḥ — de mogelijkheid; sarva-bhūtānām — van alle levende wezens; tataḥ — daarna; bhavati — wordt; bhārata — o afstammeling van Bharata.

VERTALING

De totale materiële substantie, die Brahman genoemd wordt, is de oorsprong van alle geboorte, o afstammeling van Bharata, en het is dat Brahman dat Ik bevrucht en dat de geboorten van alle levende wezens mogelijk maakt.

COMMENTAAR

Dit is een beschrijving van de wereld: alles wat plaatsvindt is het gevolg van het samengaan van kṣetra en kṣetra-jña, het lichaam en de ziel. Dit samengaan van de materiële natuur en het levend wezen wordt mogelijk gemaakt door de Allerhoogste God Zelf. Het mahat-tattva is de totale oorzaak van de totale kosmische manifestatie en die totale materiële oorzaak of substantie, waarin de drie hoedanigheden van de materiële natuur zich bevinden, wordt soms Brahman genoemd. De Allerhoogste Persoonlijkheid bevrucht die totale substantie en op die manier kunnen er ontelbare universa ontstaan. Deze totale materiële substantie, het mahat-tattva, wordt in de Vedische literatuur beschreven als Brahman: tasmād etad brahma nāma rūpam annaṁ ca jāyate (Muṇḍaka Upaniṣad 1.1.19). De Allerhoogste Persoon bevrucht dat Brahman met de levende wezens, die als zaden zijn. De vierentwintig elementen, beginnend met aarde, water, vuur en lucht, zijn allemaal materiële energie en vormen samen wat het mahad brahma wordt genoemd, het grote Brahman of de materiële natuur.

In het zevende hoofdstuk werd uitgelegd dat er een andere, hogere natuur bestaat, namelijk het levend wezen. Door de wil van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is de hogere natuur vermengd met de materiële natuur en komen alle levende wezens vervolgens uit deze materiële natuur voort.

De schorpioen legt haar eieren in een hoop rijst en soms wordt gezegd dat de schorpioen uit rijst wordt geboren. Maar de rijst is niet de oorzaak van de schorpioen; in werkelijkheid werden de eieren door de moederschorpioen gelegd. Zo is ook de materiële natuur niet de oorzaak van de geboorte van de levende wezens. Het zaad komt van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en het lijkt alleen maar zo dat de levende wezens uit de materiële natuur voortkomen. Op die manier heeft ieder levend wezen, overeenkomstig zijn vroegere activiteiten, een ander lichaam, dat door de materiële natuur geschapen is, zodat het kan genieten of lijden overeenkomstig die vroegere activiteiten. De Heer is de oorzaak van alle verschijningsvormen van de levende wezens in de materiële wereld.