NL/BG 10.38

Revision as of 20:02, 25 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 38

daṇḍo damayatām asmi, nītir asmi jigīṣatām
maunaṁ caivāsmi guhyānāṁ, jñānaṁ jñānavatām aham

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

daṇḍaḥ — bestraffing; damayatām — van alle manieren van onderdrukking; asmi — Ik ben; nītiḥ — moraliteit; asmi — Ik ben; jigīṣatām — van hen die overwinning verlangen; maunam — stilzwijgen; ca — en; eva — ook; asmi — Ik ben; guhyānām — van geheimen; jñānam — kennis; jñāna-vatām — van de wijzen; aham — Ik ben.

VERTALING

Van alle middelen om wetteloosheid tegen te gaan ben Ik de straf, en onder degenen die overwinning nastreven, ben Ik moraliteit. Van geheime dingen ben Ik de stilte en Ik ben de wijsheid van de wijzen.

COMMENTAAR

Er bestaan veel maatregelen van onderdrukking en de belangrijkste daarvan zijn maatregelen die kwaadaardige personen inperken. Wanneer kwaadaardige personen gestraft worden, vertegenwoordigt de strafmaatregel Kṛṣṇa. Voor hen die op een of ander gebied de overwinning proberen te behalen, is moraliteit het element dat het meest leidt tot het behalen van die overwinning. Voor vertrouwelijke activiteiten zoals horen, denken en mediteren is stilte het belangrijkst, omdat iemand door stil te zijn zeer snel vooruitgang kan maken. Een wijze is iemand die onderscheid kan maken tussen materie en het spirituele, tussen Gods hogere en lagere natuur. Zulke kennis is Kṛṣṇa Zelf.