NL/BG 14.9

Revision as of 19:16, 26 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 9

sattvaṁ sukhe sañjayati, rajaḥ karmaṇi bhārata
jñānam āvṛtya tu tamaḥ, pramāde sañjayaty uta

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

sattvam — de hoedanigheid goedheid; sukhe — aan geluk; sañjayati — bindt; rajaḥ — de hoedanigheid hartstocht; karmaṇi — aan resultaatgerichte activiteiten; bhārata — o afstammeling van Bharata; jñānam — kennis; āvṛtya — versluierend; tu — maar; tamaḥ — de hoedanigheid onwetendheid; pramāde — aan waanzin; sañjayati — bindt; uta — zo wordt gezegd.

VERTALING

O afstammeling van Bharata, door de hoedanigheid goedheid raakt men geconditioneerd door geluk; door de hoedanigheid hartstocht raakt men geconditioneerd door resultaatgericht werk, en de hoedanigheid onwetendheid, die iemands kennis versluiert, bindt iemand aan waanzin.

COMMENTAAR

Iemand in de hoedanigheid goedheid vindt voldoening in zijn activiteiten of in zijn intellectuele bezigheden. Voorbeelden hiervan zijn filosofen, wetenschappers of leraren, die werkzaam zijn binnen een bepaald kennisgebied en daarmee tevreden kunnen zijn. Iemand in de hoedanigheid hartstocht zal zich, als er ook sprake is van vermenging met de hoedanigheid goedheid, bezighouden met resultaatgerichte activiteiten; hij zal zoveel mogelijk in zijn bezit proberen te krijgen en zal geld uitgeven aan goede doelen. Soms probeert hij ziekenhuizen te openen, schenkingen aan liefdadigheidsinstellingen te doen enz. Dat zijn kenmerken van iemand in de hoedanigheid hartstocht. En de hoedanigheid onwetendheid versluiert kennis. Wat men ook doet onder haar invloed, het zal niet goed zijn voor hemzelf en evenmin voor anderen.