NL/BG 18.38

Revision as of 08:55, 27 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 38

viṣayendriya-saṁyogād, yat tad agre ’mṛtopamam
pariṇāme viṣam iva, tat sukhaṁ rājasaṁ smṛtam

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

viṣaya — van de zins-objecten; indriya — en de zintuigen; saṁyogāt — uit de combinatie; yat — wat; tat — dat; agre — in het begin; amṛta-upamam — als nectar; pariṇāme — uiteindelijk; viṣam iva — als vergif; tat — dat; sukham — geluk; rājasam — in de hoedanigheid hartstocht; smṛtam — wordt beschouwd.

VERTALING

Het geluk dat voortkomt uit het contact tussen de zintuigen en de zins-objecten en dat in het begin net nectar lijkt, maar uiteindelijk vergif is, wordt geluk in de hoedanigheid hartstocht genoemd.

COMMENTAAR

Een jonge man en een jonge vrouw ontmoeten elkaar en de zintuigen brengen de jonge man ertoe naar haar te kijken, haar aan te raken en seksueel contact met haar te hebben. In het begin zal dit heel prettig zijn voor de zintuigen, maar uiteindelijk of na enige tijd is het net als vergif. Ze gaan uit elkaar of ze scheiden, er is verdriet, droefenis enz. Zulk geluk is altijd in de hoedanigheid hartstocht. Het geluk dat het gevolg is van de combinatie van de zintuigen en de zins-objecten is altijd de oorzaak van ellende en moet op alle mogelijke manieren worden vermeden.