NL/Prabhupada 0094 - Onze taak is de woorden van Krishna te herhalen

Revision as of 10:29, 25 April 2015 by YamunaVani (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0094 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 1.20 -- London, July 17, 1973

Een goddeloos leven kan je niets bijleren over God, of God doen begrijpen. We hebben dit vers meerdere malen herhaalt,

yeṣāṁ tv anta-gataṁ pāpaṁ
janānāṁ puṇya-karmaṇām
te dvandva-moha-nirmuktā
bhajante māṁ dṛḍha-vratāḥ
(BG 7.28)

Pāpīs, zondige mensen, kunnen het niet begrijpen. Ze verstaan, denken dat ""Kṛṣṇa, Bhagavān is; dus ben ik ook Bhagavān. Hij is een gewone man, misschien een beetje krachtig, historisch zeer gekend. Dus hij is, achteraf gezien, een man. Dus, ik ben ook een man. Dus waarom ben ik geen God? Dit is de conclusie van de abhaktas, niet-toegewijden en zondige mensen. Dus eender wie zichzelf God verklaart, moet onmiddelijk weten dat hij de meest zondige mens is. En als je zijn privé-leven bestudeert, zal je zien dat hij zondenaar nummer een is. Dit is de test. Anders zal iemand nooit zeggen dat hij God is, dit is een valse voorstelling. Niemand. Geen enkele geestelijke man doet dat. Hij weet, "Wat ben ik? Ik ben een gewone mens. Hoe kan ik me in de positie van God stellen?" En deze worden bekend onder de idioten.

Zoals gezegd in de Śrīmad-Bhāgavatam, śva-viḍ-varāhoṣṭra kharaiḥ (SB 2.3.19). Wat is dat vers? Uṣṭra-kharaiḥ, saṁstutaḥ puruṣaḥ paśuḥ. Zij.... In deze wereld zien we dat er vele grote mensen zijn, zogezegde grootheden, en ze worden erg gewaardeerd door de globale mens. Dus de Bhāgavata zegt, dat wie geen toegewijde is, wie nooit de Hare Kṛṣṇa-mantra chant, mag dan een hele grote man zijn in de ogen van de schelmen, maar hij is niets anders dan een dier. Een dier. Dus, śva-viḍ-varāha-uṣṭra-kharaiḥ. "Dus hoe kan je zeggen, zo een grote man. Je zegt, dat dier." Onze taak is een zeer dankloze taak. Wij zeggen, elke man die geen toegewijde is, is een schelm. Dat zeggen we over het algemeen. Het is een zeer cru woord, maar we moeten het gebruiken. Zodra we zien dat hij geen toegewijde is van Kṛṣṇa, dan is hij een schelm. Hoe zeggen we het? Hij is niet mijn vijand, maar we moeten het zeggen want het wordt verkondigt door Kṛṣṇa. Als we werkelijk Kṛṣṇa-bewust zijn, dan is het onze taak om de woorden van Kṛṣṇa te herhalen. Dat is alles. Wat is het verschil tussen Kṛṣṇa's vertegenwoordiger en een niet-vertegenwoordiger? De vertegenwoordiger van Kṛṣṇa zal simpelweg Kṛṣṇa herhalen. Dat is alles. Hij wordt een vertegenwoordiger. Het vereist niet veel kwalificatie. Je herhaalt simpelweg met sterke overtuiging. Zoals Kṛṣṇa zegt, sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja (BG 18.66). Dus diegene die dit feit aanvaardt, dat, "Als ik me overgeef aan Kṛṣṇa, mijn volledige zaak succesvol is," hij is Kṛṣṇa's vertegenwoordiger. Dat is alles. Je hoeft niet erg geschoold of vergevordert te zijn. Als je simpelweg accepteert wat Kṛṣṇa zegt... Net als Arjuna zei, sarvam etaṁ ṛtam manye yad vadasi keśava: (BG 10.14) "Mijn beste Kṛṣṇa, Keśava, wat je ook zegt, ik accepteer het, zonder enige verandering." Dat is bhakta. Daarom noemt men hem, bhakto 'si. Dit is de zaak van een bhakta. Waarom zou ik me Kṛṣṇa inbeelden als een gewone man? Dat is het verschil tussen een bhakta en een niet-bhakta. Een bhakta weet dat hij nietsbetekenend is, slechts een kleine vonk van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa. is een individueel persoon. Ik ben ook een individueel persoon. Maar wanneer we zijn kracht beschouwen en mijn kracht, ben ik compleet nietsbetekenend. Dit is een begrip van Kṛṣṇa. Er is geen moeilijkheid. Men moet simpelweg oprecht zijn, niet zondig. Maar een zondige man kan Hem niet begrijpen. De zondige man zal zeggen, "Oh, Kṛṣṇa is een man. Ik ben ook een man. Waarom ben ik niet God? Hij is simpelweg God? Nee, ik ook. Ik ben God. Jij bent God, jij bent God, elke God." Net als Vivekananda zei, "Waarom zoek je naar God? Zie je niet dat er zoveel Goden op straat vertoeven?" Zie je. Dit is God realisatie. Dit is zijn God realisatie. En hij werd een groot man: "Oh, hij ziet iedereen als God." Dit is dwaasheid, en dit vindt plaats overal ter wereld. Men weet niet wat God is, wat de kracht van God is, en wat bedoelt wordt met God. Ze aanvaarden een of andere schelm als God. Zo gaat dat tegenwoordig. Een andere schelm komt opdagen. Hij verklaart zich ook God. Dus, het is een heel goedkope zaak geworden. Maar ze hebben geen hersenen om te denken dat "Ik verklaar mijzelf God; welke kracht heb ik?" Dus dit is het geheimzinnige. Dit is de verborgenheid. Zonder een toegewijde te worden, is het geheim om God te kunnen begrijpen niet mogelijk. En Kṛṣṇa zei in de Bhagavad-gītā hoe iemand Hem kan kennen. Bhaktyā mām abhijānāti yāvān yaś cāsmi tattvataḥ (BG 18.55). Enkel met liefde, simpelweg. Hij zou gezegd kunnen hebben, "Bij hoge, de allerhoogste kennis" of "Met het yoga-proces" of "Door zich voor te doen als een grote karmī, een werker, kan iemand me begrijpen." Nee, dat heeft Hij nooit gezegd, nooit gezegd. Dus de karmīs, jñānīs, yogis, zijn allemaal schelmen. Zij kunnen Kṛṣṇa niet begrijpen. Allemaal schelmen. Karmīs zijn derde-klasse schelmen, de jñānīs zijn tweede-klasse schelmen, en de yogis zijn eerste-klasse schelmen. Dat is alles.