NL/Prabhupada 0389 - Het commentaar bij Hari Hari Biphale

Revision as of 17:28, 11 February 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0389 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1969 Category:NL-Quotes - Pur...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Purport to Hari Hari Biphale -- Hamburg, September 10, 1969

Hari hari! biphale janama goṅāinu. Dit is een lied gezongen door Narottama dāsa Ṭhākura, een zeer stoere ācārya, in de lijn van Caitanya Mahāprabhu's sampradāya, erfopvolging. Hij zong veel nummers, belangrijke liedjes, en zijn liedjes zijn aanvaard as Vedische conclusies. Zeer gezaghebbend liedjes. Dus zegt hij, biddend tot Heer Kṛṣṇa, "Mijn lieve Heer," hari hari, "Ik heb gewoon mijn leven verspild." Hari hari biphale janama goṅāinu. Waarom heb je je leven verspild? Hij zegt: manuṣya-janama pāiyā: "Ik heb deze menselijke vorm van leven" Rādhā-kṛṣṇa nā bhajiyā, "maar het kon me niet schelen om Rādhā-Kṛṣṇa te aanbidden. Daarom heb ik mijn leven verspild." En hoe is het? Het is precies zoals men willens en wetens vergif neemt. Als iemand onbewust vergif neemt is er een excuus, maar als iemand willens en wetens vergif neemt, is het suïcidaal. Dus hij zegt dat "ik heb gewoon zelfmoord gepleegd door het niet aanbidden van Radha en Kṛṣṇa in deze menselijke vorm van leven."

Dan zegt hij, golokera prema-dhana, hari-nāma-saṅkīrtana. Dit Kṛṣṇa-bewustzijn, saṅkīrtana beweging, is niets materieels. Het wordt rechtstreeks geïmporteerd uit het geestelijke rijk bekend als Goloka Vṛndāvana. Dus golokera prema-dhana. En het is geen gewoon lied. Het is gewoon de schat van de liefde van God. Dus... "Maar ik heb geen aantrekkingskracht voor dit." Rati nā janmilo kene tāy. "Ik heb er geen aantrakkingskracht voor. Integendeel," viṣaya-biṣānale, dibā-niśi hiyā jwale, "En omdat ik het niet accepteerde, dus het laaiende vuur van het gif van het materiële bestaan ​​is voortdurend aan me aan het branden." Dibā-niśi hiyā jwale. "Dag en nacht, mijn hart brandt, op grond van dit giftige effect van het materiële bestaan." En taribare nā koinu upāy. "Maar ik zoek er geen oplossing voor." Met andere woorden, de remedie voor dit laaiende vuur van het materiële bestaan ​​is deze saṅkīrtana beweging. Het is geïmporteerd uit het geestelijke rijk. En wie heeft er dit geïmporteerd? Of wie heeft het gebracht?

Dan zegt hij, brajendra-nandana jei, śaci-suta hoilo sei. Brajendra-nandana, de zoon van de koning van Braja. Dat is Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is bekend als de zoon van Nanda Mahārāja. Hij was de koning van Brajabhūmi. Dus brajendra-nandana jei, dezelfde persoonlijkheid die voorheen de zoon van Nanda Mahārāja was, verscheen nu als de zoon van Moeder Śacī. Śacī-suta hoilo sei. En balarāma hoilo nitāi. En Heer Balarāma werd Nityānanda. Dus deze twee broers (zijn) nedergedaald, ze zijn alle soorten gevallen zielen aan het verlossen. Pāpī-tāpī jata chilo. Omdat er veel gevallen zielen waren in deze wereld, ze verlossen ze eenvoudigweg door dit proces van chanten. Hari-nāme uddhārilo, simpelweg door dit chanten. Hoe is het mogelijk? Dan zegt hij: tāra sākṣī jagāi and mādhāi. Het levende voorbeeld zijn de twee broers, Jagāi and Mādhāi. Deze Jagāi and Mādhāi, twee broers, zij werden geboren in een brāhmaṇa familie, maar het bleek dat ze zich corrumpeerden. En... Natuurlijk, vandaag de dag, in deze tijd, wordt hun kwalificatie niet als losbandigheid beschouwd. Hun losbandigheid was omdat ze dronkaard en vrouwenjager waren. Daarom werden ze losbandig genoemd. En ook vleeseter. Dus... Maar ze werden later ook verlost door Heer Caitanya en Nityānanda. Grote toegewijden.

Dus Narottama dāsa Ṭhākura's verklaring zegt dat in deze tijd, hoewel de mensen dronkaard zijn, vrouwenjager, vleeseter, en alles..., gokker, allerlei zondige activiteiten, nog steeds, als zij naar dit Kṛṣṇa-bewustzijn komen en Hare Kṛṣṇa chanten, ze zullen worden verlost, zonder twijfel. Dit zijn de zegeningen van Heer Caitanya. Dan bidt Narottama dāsa Ṭhākura, hā hā prabhu nanda-suta, vṛṣabhānu-sutā-juta. "Mijn lieve Heer Kṛṣṇa, U bent de zoon van koning Nanda, en Uw wederhelft Rādhārāṇī is de dochter van koning Vṛṣabhānu. Dus Jullie staan hier samen." Narottama dāsa kahe, nā ṭheliho rāṅgā pāy, "Nu ben ik me aan het overgeven aan U, schop me alsjeblieft niet weg, of duw me niet weg met Uw lotusvoeten, want ik heb geen ander onderdak. Ik ben gewoon toevlucht aan het nemen tot Uw lotusvoeten zonder enige andere middelen. Dus accepteer me en red mij." Dit is de som en de inhoud van dit nummer.