NL/Prabhupada 1023 - Als God Almachtig is, waarom beperk je Zijn kracht dat Hij niet kan komen?: Difference between revisions

 
 
Line 9: Line 9:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 1022 - Ten eerste moeten we leren lief te hebben. Dat is eersteklas religie|1022|NL/Prabhupada 1024 - Als je deze twee principes volgt, zal Krishna binnen je bereik zijn|1024}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 17: Line 20:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|BT7F1tIVitI|Als God Almachtig is, waarom beperk je Zijn kracht, dat Hij niet kan komen?<br/>- Prabhupāda 1023}}
{{youtube_right|BT7F1tIVitI|Als God Almachtig is, waarom beperk je Zijn kracht dat Hij niet kan komen?<br/>- Prabhupāda 1023}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<mp3player>File:730408SB-NEW_YORK_clip6.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730408SB-NEW_YORK_clip6.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 29: Line 32:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
God komt voor twee zaken: om de toegewijde te beschermen en om de demonen te doden. Dus om de demonen te doden, hoeft Hij niet te komen. Hij heeft enorme kracht. Simpelweg door zijn aanwijzing kan iemand worden gedood. Er is voldoende kracht, Durgadevi. Maar Hij komt voor Zijn toegewijde, omdat Zijn toegewijde erg bezorgd is. Hij zoekt altijd bescherming van de Allerhoogste. Dus omdat de toegewijde tevreden zal zijn door Hem te zien, daarom komt Hij. Dat is de (onduidelijk). Omdat de toegewijden altijd scheiding voelen, om hun bemoediging te geven, komt er de incarnatie van God. Pralaya-payodhi jale dhṛtavān asi vedam (Śrī Daśāvatāra Stotra 1). Verschillende incarnaties komen alleen om de toegewijden vertroosting te geven. Anders heeft hij geen reden. In India is er een klasse van hindoes, Ze noemde dat zo, maar eigenlijk staan ​​ze bekend als Arya-samaj. De mening van de Arya-samaj is: "Waarom zou God komen? Hij is zo geweldig; Waarom zou hij hier komen?" De incarnatie, dat geloven ze niet. De moslims ook, zij geloven niet in incarnaties. Zij geven ook hetzelfde pleidooi: "Waarom zou God komen? Waarom zou Hij als een mens verschijnen?" Maar zij weten het niet, en zij kunnen deze vraag niet beantwoorden: "Waarom zou God niet komen?" Zij zeggen dat God niet kan komen. Maar als ik de vraag stel: "Waarom kan God niet komen?"; wat is het antwoord? Als God almachtig is, waarom beperk je Zijn macht, dat Hij niet kan komen? Wat voor God is Hij? Is God onder jouw wet, of ben jij onder Gods wet?
God komt voor twee zaken; om de toegewijde te beschermen en om de demonen te doden. Dus om de demonen te doden hoeft Hij niet te komen. Hij heeft enorme kracht. Simpelweg door zijn aanwijzing kan iemand worden gedood. Er is voldoende kracht, Durgadevi. Maar Hij komt voor Zijn toegewijde omdat Zijn toegewijde erg bezorgd is. Hij zoekt altijd bescherming van de Allerhoogste. Dus omdat de toegewijde tevreden zal zijn door Hem te zien, daarom komt Hij. Omdat de toegewijden altijd scheiding voelen, om hun bemoediging te geven komt de incarnatie van God. ''Pralaya-payodhi jale dhṛtavān asi vedam'' (Śrī Daśāvatāra Stotra 1). Verschillende incarnaties komen alleen om de toegewijden vertroosting te geven. Anders heeft Hij geen reden.  


Dus dit is het verschil tussen hij die van God houdt en de demonen. De demonen kunnen niet denken. Zij denken dat: "Misschien is er een god. Hij moet afstandelijk zijn, vormloos." Omdat hij ervaring heeft met deze vorm: beperkt. Daarom zegt de Māyāvādī-filosoof dat wanneer God komt, het onpersoonlijke - neemt Hij de vorm van māyā. Dat heet Māyāvādī. Zij geloven eigenlijk niet in God. Onpersoonlijkheid, śūnyavāda. Nirviśeṣa-śūnyavādi. Sommigen van hen zijn nirviśeṣa: "Ja, er kan God zijn, maar Hij heeft geen vorm." En Māyāvādī ... Beiden zijn Māyāvādī, śūnyavādi. De boeddhisten en de Śaṅkarites, dus geloven ze niet. Maar wij, Vaiṣṇava, weten we hoe de atheïsten bedrogen zijn. Sammohāya sura-dviṣām ([[Vanisource:SB 1.3.24|SB 1.3.24]]). Heer Boeddha kwam om de atheïsten te bedriegen. De atheïsten geloven niet in God, dus Heer Boeddha zei: "Ja, je hebt gelijk. Er is geen God. Maar probeer gewoon naar me te luisteren." Maar Hij is God. Dus dit is bedriegen. "Je gelooft niet in God, maar geloof in Mij." "Ja, meneer, ik zal geloven." En we weten dat Hij God is. (gelach) Keśava dhṛta-buddha-śarīra jaya jagadīśa hare (Gītā Govinda, Śrī Daśāvatāra Stotra 9). Kijk maar ... (onduidelijk).
In India is er een hindoeklasse, ze heten zo, maar eigenlijk staan ​​ze bekend als ''arya-samaj''. De mening van de ''arya-samaj'' is: "Waarom zou God komen? Hij is zo geweldig, waarom zou Hij hier komen?" De incarnatie geloven ze niet. De moslims geloven ook niet in incarnaties. Zij geven ook hetzelfde pleidooi dat: "Waarom zou God komen? Waarom zou Hij als een mens verschijnen?" Maar ze weten het niet en ze kunnen deze vraag niet beantwoorden: "Waarom zou God niet komen?" Ze zeggen dat God niet kan komen. Maar als ik de vraag stel: "Waarom kan God niet komen?" Wat is het antwoord? Als God almachtig is, waarom beperk je Zijn macht dat Hij niet kan komen? Wat voor God is Hij? Staat God onder jouw wet of sta jij onder Gods wet?
 
Dus dit is het verschil tussen hij die van God houdt en de demonen. De demonen kunnen niet denken. Zij denken dat: "Misschien is er een God. Hij moet afstandelijk zijn en vormloos." Omdat hij ervaring heeft met deze beperkte vorm. Dus daarom zegt de ''māyāvādī''-filosoof dat wanneer God komt, het onpersoonlijke, dan neemt Hij de vorm van ''māyā''. Dat heet ''māyāvādī''. Zij geloven eigenlijk niet in God. Onpersoonlijkheid, ''śūnyavāda''. ''Nirviśeṣa-śūnyavādi''. Sommigen van hen zijn ''nirviśeṣa'': "Ja, er kan een God zijn maar Hij heeft geen vorm." Beiden zijn ''māyāvādī, śūnyavādi''. De boeddhisten en de ''śaṅkarites'', dus geloven ze niet. Maar wij ''vaiṣṇava's'' weten hoe de atheïsten bedrogen zijn. ''Sammohāya sura-dviṣām'' ([[Vanisource:SB 1.3.24|SB 1.3.24]]). Heer Boeddha kwam om de atheïsten te bedriegen. De atheïsten geloven niet in God dus Heer Boeddha zei: "Ja, je hebt gelijk. Er is geen God. Maar probeer gewoon naar Mij te luisteren." Maar Hij is God. Dus dit is bedriegen. "Je gelooft niet in God maar geloof in Mij." "Ja, meneer, ik zal geloven." En we weten dat Hij God is. ''Keśava dhṛta-buddha-śarīra jaya jagadīśa hare'' (Gītā Govinda, Śrī Daśāvatāra Stotra 9).
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 11:50, 6 January 2022



730408 - Lecture SB 01.14.44 - New York

God komt voor twee zaken; om de toegewijde te beschermen en om de demonen te doden. Dus om de demonen te doden hoeft Hij niet te komen. Hij heeft enorme kracht. Simpelweg door zijn aanwijzing kan iemand worden gedood. Er is voldoende kracht, Durgadevi. Maar Hij komt voor Zijn toegewijde omdat Zijn toegewijde erg bezorgd is. Hij zoekt altijd bescherming van de Allerhoogste. Dus omdat de toegewijde tevreden zal zijn door Hem te zien, daarom komt Hij. Omdat de toegewijden altijd scheiding voelen, om hun bemoediging te geven komt de incarnatie van God. Pralaya-payodhi jale dhṛtavān asi vedam (Śrī Daśāvatāra Stotra 1). Verschillende incarnaties komen alleen om de toegewijden vertroosting te geven. Anders heeft Hij geen reden.

In India is er een hindoeklasse, ze heten zo, maar eigenlijk staan ​​ze bekend als arya-samaj. De mening van de arya-samaj is: "Waarom zou God komen? Hij is zo geweldig, waarom zou Hij hier komen?" De incarnatie geloven ze niet. De moslims geloven ook niet in incarnaties. Zij geven ook hetzelfde pleidooi dat: "Waarom zou God komen? Waarom zou Hij als een mens verschijnen?" Maar ze weten het niet en ze kunnen deze vraag niet beantwoorden: "Waarom zou God niet komen?" Ze zeggen dat God niet kan komen. Maar als ik de vraag stel: "Waarom kan God niet komen?" Wat is het antwoord? Als God almachtig is, waarom beperk je Zijn macht dat Hij niet kan komen? Wat voor God is Hij? Staat God onder jouw wet of sta jij onder Gods wet?

Dus dit is het verschil tussen hij die van God houdt en de demonen. De demonen kunnen niet denken. Zij denken dat: "Misschien is er een God. Hij moet afstandelijk zijn en vormloos." Omdat hij ervaring heeft met deze beperkte vorm. Dus daarom zegt de māyāvādī-filosoof dat wanneer God komt, het onpersoonlijke, dan neemt Hij de vorm van māyā. Dat heet māyāvādī. Zij geloven eigenlijk niet in God. Onpersoonlijkheid, śūnyavāda. Nirviśeṣa-śūnyavādi. Sommigen van hen zijn nirviśeṣa: "Ja, er kan een God zijn maar Hij heeft geen vorm." Beiden zijn māyāvādī, śūnyavādi. De boeddhisten en de śaṅkarites, dus geloven ze niet. Maar wij vaiṣṇava's weten hoe de atheïsten bedrogen zijn. Sammohāya sura-dviṣām (SB 1.3.24). Heer Boeddha kwam om de atheïsten te bedriegen. De atheïsten geloven niet in God dus Heer Boeddha zei: "Ja, je hebt gelijk. Er is geen God. Maar probeer gewoon naar Mij te luisteren." Maar Hij is God. Dus dit is bedriegen. "Je gelooft niet in God maar geloof in Mij." "Ja, meneer, ik zal geloven." En we weten dat Hij God is. Keśava dhṛta-buddha-śarīra jaya jagadīśa hare (Gītā Govinda, Śrī Daśāvatāra Stotra 9).