NL/Prabhupada 1071 - Als we met de Heer omgaan en met Hem samenwerken dan worden wij ook gelukkig: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 1071 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1966 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
 
Line 10: Line 10:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 1070 - Het dienen is de eeuwige religie van het levende wezen|1070|NL/Prabhupada 1072 - Deze materiële wereld verlaten om eeuwig te leven in de eeuwige koninkrijk|1072}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 18: Line 21:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|IkcVFxp-K2U|Als we met de Heer omgaan, met Hem samenwerken, dan worden wij gelukkig<br/>- Prabhupāda 1071}}
{{youtube_right|IkcVFxp-K2U|Als we met de Heer omgaan en met Hem samenwerken dan worden wij ook gelukkig<br/>- Prabhupāda 1071}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:660220BG-NEW_YORK_clip15.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/660220BG-NEW_YORK_clip15.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 30: Line 33:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Nous pouvons aussi nous souvenir que, quand nous parlons de "Kṛṣṇa", ce n'est pas un nom sectaire. Le nom de "Kṛṣṇa" signifie le plaisir le plus élevé. Il est tout à fait assuré que le Seigneur suprême est le réservoir, le lieu où sont emmagasinés tous les plaisirs. Nous recherchons tous le plaisir. Ānandamayo 'bhyāsāt (Vedānta-sūtra 1.1.12). Les êtres vivants ou le Seigneur, nous sommes tous pleinement dotés de conscience, et notre conscience nous pousse vers le bonheur. Le bonheur. Le Seigneur lui aussi est perpétuellement dans la joie, et si nous nous associons au Seigneur et que nous coopérons avec lui, que nous prenons part à son association, alors, également, nous devenons heureux. Le Seigneur descend dans ce monde soumis à la mort pour manifester ses divertissements à Vṛndāvana, qui sont emplis de joie. Quand le Seigneur Śrī Kṛṣṇa était à Vṛndāvana, ses actes avec ses amis, les gardiens des troupeaux de vaches, avec les demoiselles, ses amies, les demoiselles, et avec les habitants de Vṛndāvana ainsi que tout le temps qu'il a passé, dans son enfance, à paître les vaches, tous ces divertissements du Seigneur Kṛṣṇa étaient emplis de joie. Tout Vṛndāvana, toute la population de Vṛndāvana ne vivait que pour lui. Ils ne connaissaient rien à part Kṛṣṇa. Le Seigneur Kṛṣṇa a même empêché son père, Nanda Mahārāja, de rendre un culte au deva Indra, parce qu'il voulait établir que nul n'avait besoin de rendre un culte à aucun deva, mais que toute adoration était due à Dieu, la Personne suprême. Car le but ultime de la vie est de retourner dans la demeure du Seigneur suprême. La demeure du Seigneur Kṛṣṇa est décrite dans la Bhagavad-gītā, au chapitre 15, verset 6:
Wij kunnen ook herinneren dat als we de naam Kṛṣṇa zeggen, het is geen sektarische naam. De naam Kṛṣṇa betekent het hoogste plezier. Het is bevestigd dat de Allerhoogste Heer het reservoir, het magazijn, is van al het plezier. Wij verlangen allemaal naar plezier. ''Ānandamayo 'bhyāsāt'' (Vedānta-sūtra 1.1.12). De levende wezens of de Heer, omdat we vol met bewustzijn zijn, daarom is ons bewustzijn op zoek naar geluk. De Heer is ook voortdurend gelukkig, en als wij met de Heer omgaan, met Hem samenwerken, deelnemen aan Zijn gezelschap, dan worden wij ook gelukkig.  


<div class="quote_verse">
De Heer daalt af naar deze sterfelijke wereld om Zijn gelukzalige spel en vermaak in Vṛndāvana te laten zien. Toen Heer Śrī Kṛṣṇa in Vṛndāvana was, waren Zijn activiteiten met Zijn vriendjes de koeherder jongens en met Zijn vriendinnetjes met de bewoners van Vṛndāvana en Zijn bezigheid als koeienherder in Zijn jeugd, al het spel en vermaak van Heer Kṛṣṇa was vol van geluk. De hele bevolking van Vṛndāvana was gek op Hem. Ze wisten niets behalve Kṛṣṇa. Heer Kṛṣṇa weerhield zelfs Zijn vader Nanda Mahārāja om de halfgod Indra te vereren want Hij wilde instellen dat de mensen geen andere halfgod hoeven te vereren dan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Want het uiteindelijke doel van het leven is terug te keren naar de verblijfplaats van de Allerhoogste Heer.
:na tad bhāsayate sūryo
 
:na śaśāṅko na pāvakaḥ
De verblijfplaats van Heer Kṛṣṇa wordt beschreven in de Bhagavad-gītā, hoofdstuk 15, vers 6;
:yad gatvā na nivartante
 
:tad dhāma paramaṁ mama
:''na tad bhāsayate sūryo<br/>na śaśāṅko na pāvakaḥ<br/>yad gatvā na nivartante<br/>tad dhāma paramaṁ mama''<br/>([[NL/BG 15.6|BG 15.6]])  
:([[Vanisource:BG 15.6|BG 15.6]])
 
</div>
Nu, de beschrijving van die eeuwige hemel ... Als we over de hemel spreken, want we hebben een materiële opvatting van de hemel, daarom denken we aan de hemel met de zon, maan, sterren en dergelijke. Maar de Heer zegt dat in de eeuwige hemel de zon niet nodig is. ''Na tad bhāsayate sūryo na śaśāṅko na pāvakaḥ'' ([[NL/BG 15.6|BG 15.6]]). Noch is de maan nodig in die eeuwige hemel. ''Na pāvakaḥ'' betekent dat er ook geen noodzaak is voor elektriciteit of vuur om te verlichten want de spirituele hemel wordt al verlicht door de ''brahmajyotir'', ''brahmajyoti, yasya prabhā'' (BS 5.40), de stralen van de allerhoogste verblijfplaats.


La description de ce ciel éternel ... Lorsque nous parlons de ciel, parce que nous avons une conception matérielle du ciel, nous pensons au ciel avec le soleil, la lune, les étoiles, etc. Mais le Seigneur dit que, dans le ciel éternel, le soleil n'est pas nécessaire. Na tad bhāsayate sūryo na śaśāṅko na pāvakaḥ ([[Vanisource:BG 15.6|BG 15.6]]). La lune non plus n'est pas nécessaire au ciel éternel. Na pāvakaḥ veut dire qu'il n'est pas non plus besoin d'électricité, ou de feu pour répandre la lumière, par ce que le ciel spirituel est déjà empli de la lumière du brahma-jyotir. Brahmajyoti, yasya prabhā (BS 5.40), ce sont les rayons de lumière de la demeure suprême. De nos jours, où les hommes cherchent à atteindre d'autres planètes, il n'est pas très difficile de comprendre la demeure du Seigneur suprême. La demeure du Seigneur suprême est le ciel spirituel et son nom est Goloka. Le Brahmā-saṁhitā en donne une très belle description: goloka eva nivasaty akhilātma-bhūtaḥ (BS 5.37). Le Seigneur, bien qu'il réside éternellement dans sa demeure, Goloka, est cependant akhilātma-bhūtaḥ, il se laisse approcher aussi d'ici-bas. C'est pourquoi le Seigneur vient pour manifester sa forme réelle, sac-cid-ānanda-vigraha (BS 5.1), pour que nous n'ayons pas à imaginer. Il n'est pas question d'imagination.
Nu in deze tijd, wanneer de mensen proberen andere planeten te bereiken, is het niet erg moeilijk om de verblijfplaats van de Allerhoogste Heer te begrijpen. De verblijfplaats van de Allerhoogste Heer is in de spirituele hemel en heet Goloka. In de Brahma-saṁhitā is het heel mooi beschreven; ''goloka eva nivasaty akhilātma-bhūtaḥ'' (BS 5.37). Hoewel de Heer eeuwig in Zijn verblijfplaats Goloka verblijft, toch is Hij ''akhilātma-bhūtaḥ'', hij kan ook vanuit hier worden benaderd. En daarom komt de Heer Zijn echte vorm manifesteren; ''sac-cid-ānanda-vigraha'' (BS 5.1), zodat wij het niet hoeven in te beelden. Er is geen sprake van verbeelding.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 18:49, 10 February 2022



660219-20 - Lecture BG Introduction - New York

Wij kunnen ook herinneren dat als we de naam Kṛṣṇa zeggen, het is geen sektarische naam. De naam Kṛṣṇa betekent het hoogste plezier. Het is bevestigd dat de Allerhoogste Heer het reservoir, het magazijn, is van al het plezier. Wij verlangen allemaal naar plezier. Ānandamayo 'bhyāsāt (Vedānta-sūtra 1.1.12). De levende wezens of de Heer, omdat we vol met bewustzijn zijn, daarom is ons bewustzijn op zoek naar geluk. De Heer is ook voortdurend gelukkig, en als wij met de Heer omgaan, met Hem samenwerken, deelnemen aan Zijn gezelschap, dan worden wij ook gelukkig.

De Heer daalt af naar deze sterfelijke wereld om Zijn gelukzalige spel en vermaak in Vṛndāvana te laten zien. Toen Heer Śrī Kṛṣṇa in Vṛndāvana was, waren Zijn activiteiten met Zijn vriendjes de koeherder jongens en met Zijn vriendinnetjes met de bewoners van Vṛndāvana en Zijn bezigheid als koeienherder in Zijn jeugd, al het spel en vermaak van Heer Kṛṣṇa was vol van geluk. De hele bevolking van Vṛndāvana was gek op Hem. Ze wisten niets behalve Kṛṣṇa. Heer Kṛṣṇa weerhield zelfs Zijn vader Nanda Mahārāja om de halfgod Indra te vereren want Hij wilde instellen dat de mensen geen andere halfgod hoeven te vereren dan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Want het uiteindelijke doel van het leven is terug te keren naar de verblijfplaats van de Allerhoogste Heer.

De verblijfplaats van Heer Kṛṣṇa wordt beschreven in de Bhagavad-gītā, hoofdstuk 15, vers 6;

na tad bhāsayate sūryo
na śaśāṅko na pāvakaḥ
yad gatvā na nivartante
tad dhāma paramaṁ mama

(BG 15.6)

Nu, de beschrijving van die eeuwige hemel ... Als we over de hemel spreken, want we hebben een materiële opvatting van de hemel, daarom denken we aan de hemel met de zon, maan, sterren en dergelijke. Maar de Heer zegt dat in de eeuwige hemel de zon niet nodig is. Na tad bhāsayate sūryo na śaśāṅko na pāvakaḥ (BG 15.6). Noch is de maan nodig in die eeuwige hemel. Na pāvakaḥ betekent dat er ook geen noodzaak is voor elektriciteit of vuur om te verlichten want de spirituele hemel wordt al verlicht door de brahmajyotir, brahmajyoti, yasya prabhā (BS 5.40), de stralen van de allerhoogste verblijfplaats.

Nu in deze tijd, wanneer de mensen proberen andere planeten te bereiken, is het niet erg moeilijk om de verblijfplaats van de Allerhoogste Heer te begrijpen. De verblijfplaats van de Allerhoogste Heer is in de spirituele hemel en heet Goloka. In de Brahma-saṁhitā is het heel mooi beschreven; goloka eva nivasaty akhilātma-bhūtaḥ (BS 5.37). Hoewel de Heer eeuwig in Zijn verblijfplaats Goloka verblijft, toch is Hij akhilātma-bhūtaḥ, hij kan ook vanuit hier worden benaderd. En daarom komt de Heer Zijn echte vorm manifesteren; sac-cid-ānanda-vigraha (BS 5.1), zodat wij het niet hoeven in te beelden. Er is geen sprake van verbeelding.