NL/Prabhupada 0271 - Krishna's naam is Acyuta. Hij komt nooit ten val



Lecture on BG 2.7 -- London, August 7, 1973

Dus de kwaliteit is hetzelfde, maar de kwantiteit is verschillend. Dus omdat de kwaliteit hetzelfde is hebben we alle neigingen die God, Kṛṣṇa heeft. Kṛṣṇa is geneigd om lief te hebben met zijn vermogen tot plezier, Śrīmatī Rādhārāṇī. Op dezelfde wijze, omdat we een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa zijn, zijn wij ook geneigd lief te hebben. Dus dit is svabhava. Maar wanneer we in contact komen met deze materiële natuur ... Kṛṣṇa komt niet in contact met de materiële natuur. Daarom is Kṛṣṇa's naam Acyuta. Hij komt nooit ten val. Maar wij zijn geneigd ten val te komen, onder de ... Prakṛteḥ kriyamāṇāni. We zijn nu onder de invloed van prakṛti. Prakṛteḥ kriyamāṇāni guṇaiḥ karmāṇi sarvaśaḥ (BG 3.27). Zodra we in de greep vallen van deze prakṛti, materiële natuur, wat betekent ... Prakṛti is samengesteld uit drie kwaliteiten: goedheid, passie en onwetendheid. Dus grijpen we één van deze kwaliteiten. Dat is de oorzaak, kāraṇaṁ guṇa-sanga (BG 13.22). Guṇa-saṅga betekent omgaan met een andere kwaliteit. Guna-saṅga asya jīvasya, van het levende wezen. Dat is de oorzaak. Iemand kan vragen: "Als het levende wezen even goed is als God, waarom is het ene levende wezen dan een hond geworden, en is een ander levend wezen een halfgod, Brahmā geworden?" Het antwoord is kāraṇam. De reden is guṇa-saṅga asya. Asya jīvasya guṇa-saṅga. Omdat hij omgaat met een bepaalde guṇa. Sattva-guṇa, rajo-guṇa, tamo-guṇa.

Dus deze dingen worden heel levendig in de Upaniṣad beschreven, hoe guṇa-sanga werkt. Net zoals een vuur. Er zijn vonken. Soms vallen de vonken naast het vuur neer. Er zijn drie situaties waarin deze vonken neer kunnen vallen. Als de vonk op droog gras valt kan hij het droge gras onmiddellijk aansteken. Als de vonk op gewoon gras valt dan brandt hij een tijdje, maar wordt dan weer uitgedoofd. Maar als de vonk in het water valt dan wordt de vuur-eigenschap meteen uitgedoofd. Dus degenen in de greep van sattva-guṇa zijn intelligent. Ze hebben kennis. Net zoals brāhmaṇa. En degenen in de greep van rajo-guṇa zijn druk met materiële activiteiten. En degenen in de greep van tamo-guṇa zijn lui en slaperig. Dat is alles. Dit zijn de symptomen. Tamo-guṇa betekent dat ze erg lui en slaperig zijn. Rajo-guṇa betekent heel actief, maar actief zoals een aap. Net zoals apen erg actief zijn, maar ze zijn allemaal gevaarlijk. De aap zal je nooit niet-actief zien. Zelfs wanneer hij gaat zitten zegt hij nog; "gat gat gat gat".