NL/Prabhupada 0275 - Dharma betekent plicht



Lecture on BG 2.7 -- London, August 7, 1973

Dus guru is Kṛṣṇa. Hier is het voorbeeld dat Arjuna gaf. Pṛcchāmi tvām. Wie is die tvām? Kṛṣṇa. "Waarom vraag je het Mij?" Dharma-sammūḍha-cetāḥ (BG 2.7). "Ik ben verward over mijn plichten, dharma." Dharma betekent plicht. Dharmaṁ tu sākṣād bhagavat-praṇītam (SB 6.3.19). Sammūḍha-cetāḥ. "Dus wat moet ik doen?" Yac chreyaḥ. "Wat is werkelijk mijn plicht?" Śreyaḥ en preyaḥ. Dit zijn twee dingen. Preya betekent wat ik direct leuk vind, erg prettig. En śreya betekent het uiteindelijke doel. Dit zijn twee dingen. Net zoals een kind de hele dag wil spelen. Dat is de aard van een kind. Dat is śreya. En preya betekent dat hij naar school moet gaan zodat zijn leven in de toekomst in orde zal zijn. Dat is preya, śreya. Dus Arjuna vraagt geen preya. Hij vraagt instructies van Kṛṣṇa niet met als doel om zijn śreya te bevestigen. Śreya betekent dat hij onmiddellijk dacht dat: "Ik zal gelukkig zijn door niet te vechten, niet door mijn bloedverwanten te doden." Hij was aan het denken zoals een kind. Śreya. Maar toen hij bij zinnen kwam ... Niet echt bij zinnen want hij is intelligent. Hij vraagt om preya, uh, śreya. Yac chreyaḥ syāt. "Wat is werkelijk mijn uiteindelijke levensdoel?" Yac chreyaḥ syāt. Yac chreyaḥ syāt niścitaṁ (BG 2.7). Niścitam betekent standvastig, zonder vergissing. In Bhāgavata wordt dit niścitaṁ genoemd. Niścitaṁ betekent dat je geen onderzoek hoeft te doen. Het is al geregeld. "Dit is het besluit." Omdat wij met ons kleine brein niet uit kunnen vinden wat de werkelijke niścitaṁ, standvastige sreya is. Dat weten we niet. Dat moeten we aan Kṛṣṇa vragen. Of zijn vertegenwoordiger. Dat zijn de dingen. Yac chreya syāt niścitaṁ brūhi tan me.

Dus ... "Zeg me dat alstublieft." "Dus waarom zou ik met je spreken?" Hier staat: śiṣyas te 'ham (BG 2.7). "Nu accepteer ik U als mijn guru. Ik word Uw śiṣya." Śiṣya betekent: "Wat u ook zegt, ik zal dat accepteren." Dat is śiṣya. Het woord śiṣya komt van śas-dhātu. Śas-dhātu. Śāstra. Śastra. Śāsana. Śiṣya. Deze komen van dezelfde stam. Śas-dhātu. Śas-dhātu betekent heersen, heersend. Dus we kunnen op verschillende manieren heersen. We kunnen worden beheerst door een śiṣya van een goede guru te worden. Dat is śas-dhātu. Of we kunnen worden beheerst door een śastra, wapen. Net zoals de koning wapens heeft. Als je de instructies van de koning of van de regering niet volgt, dan is er de politie en de militaire macht. Dat is śastra. En er is ook śāstra. Śāstra betekent boek, geschrift. Net zoals de Bhagavad-gītā. Alles is daar. Dus we moeten worden beheerst ofwel door śastra, śāstra of guru. Of door śiṣya te worden. Daarom wordt er gezegd: śiṣyas te 'ham (BG 2.7) "Ik word vrijwillig ... I geef me aan U over." "Nu wordt je śiṣya. Wat is het bewijs dat je Mijn śiṣya bent geworden?" Śādhi māṁ tvāṁ prapannam. "Nu heb ik me volledig overgegeven." Prapannam.