NL/Prabhupada 0452 - Krishna komt één keer in een dag van Brahma naar deze aarde



Lecture on SB 7.9.5 -- Mayapur, February 25, 1977

Pradyumna: Vertaling - Toen Lord Nṛsiṁha-deva het kleine jongetje Prahlāda Mahārāja zag, uitgestrekt aan Zijn lotusvoeten, werd Hij uitzinnig van genegenheid voor Zijn toegewijde. Hij tilde Prahlāda op en legde Zijn lotushand op het hoofd van de jongen want Zijn hand is altijd bereid om onverschrokkenheid te geven aan al Zijn toegewijden.

Prabhupāda:

sva-pāda-mūle patitaṁ tam arbhakaṁ
vilokya devaḥ kṛpayā pariplutaḥ
utthāpya tac-chīrṣṇy adadhāt karāmbujaṁ
kālāhi-vitrasta-dhiyāṁ kṛtābhayam
(SB 7.9.5)

Dus om een toegewijde of favoriet te worden van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is heel eenvoudig. Het is helemaal niet moeilijk. Hier zien we het voorbeeld van Prahlāda Mahārāja, een vijf jaar oude ... (onderbreking) ... hij is een toegewijde, hij kent alleen de Allerhoogste Heer en hij bood zijn eerbetuigingen aan. Dat is zijn kwalificatie. Iedereen kan dat doen. Iedereen kan hier de tempel inkomen en eerbetuigingen aanbieden. Waar is het probleem? Men moet gewoon de notie hebben dat: "Hier is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa of Nṛsiṁha-deva of een van zijn vele expansies."

In de śāstra staat: advaitam acyutam anādim ananta-rūpam (Bs. 5.33). Kṛṣṇa heeft ananta-rūpam. Daarom is elke rūpa een expansie van Kṛṣṇa's oorspronkelijke rūpa. De originele rūpa is Kṛṣṇa. Kṛṣṇas tu bhagavān svayam (SB 1.3.28). Dan zijn er zovele rūpa's: Rāma, Nṛsiṁha, Varāha, Balarāma, Paraśurāma, Mīna, Schildpad, Nṛsiṁha-deva. Rāmādi-mūrtiṣu kalā-niyamena tiṣṭhan (Bs. 5.39). Hij bestaat altijd in verschillende vormen, niet dat Hij alleen in de Kṛṣṇa vorm bestaat. Elke vorm, rāmādi-mūrtiṣu. Hetzelfde voorbeeld dat we al vele malen hebben gegeven; net als de zon, de tijd van de zon, vierentwintig uur, dus van de vierentwintig uur of vierentwintig incarnaties, is elk moment aanwezig. Het is niet zo dat het nu, laten we zeggen, acht uur is, dan is zeven uur klaar. Nee. Het is zeven uur in een ander deel van de wereld. Of negen uur. Negen uur is ook aanwezig. Twaalf uur is ook aanwezig. Gurukṛpa Mahārāja heeft mij een horloge gegeven. (gelach) Hij heeft het uit Japan meegebracht. Het is heel mooi. Je kan direct zien wat de tijd nu op verschillende plaatsen is - onmiddellijk. Dus ze bestaan allemaal. Daarom heet Kṛṣṇa's līlā nitya-līlā, niet dat de ene līlā bezig is en de andere līlā is voltooid, nee. Alles bestaat gelijktijdig. Daarom wordt dit woord gebruikt, rāmādi-mūrtiṣu. Rāmādi-mūrtiṣu kalā-niyamena tiṣ ... Niyamena. Precies op tijd. Net zoals de zon, precies. Vroeger was er geen horloge, maar met de schaduw kon men zien. Je kan het nu ook zien, zelfs nu. In onze kindertijd bekeken we het door de schaduw te zien: "Nu is het zo laat" - en precies dezelfde tijd. Dus kalā-niyamena tiṣṭhan, dat niet lukraak - nu is de schaduw om één uur hier, en de volgende dag om één uur daar. Nee, dezelfde plaats zal je zien. Kalā-niyamena tiṣṭhan.

Vergelijkbaar, Kṛṣṇa's līlā, niyamena tiṣṭhan - precies. Er zijn ontelbare universa. Hier is Kṛṣṇa geboren. Nu wordt Kṛṣṇa meegenomen door Vasudeva naar Vṛndāvana. Hetzelfde - onmiddellijk hier geboren, Kṛṣṇa is naar Vṛndāvana gegaan - in een ander universum wordt Kṛṣṇa geboren, Kṛṣṇa wordt weer geboren. Op deze manier gaat Zijn līlā door. Het stopt niet, noch is er enige afwijking van de tijd. Precies. Net zoals Krishna één keer in een dag van Brahma naar deze aarde komt. Dus na vele miljoenen jaren zal Kṛṣṇa opnieuw verschijnen, indien niet persoonlijk, dan door Zijn expansie, aṁśena. Chaitanya Mahāprabhu zal precies op tijd verschijnen. Lord Rāmacandra zal verschijnen. Dus rāmādi mūrtiṣu kalā-niyamena tiṣṭhan (Bs. 5.39). Dus deze līlā, Nṛsiṁha-deva, dat is ook precies op tijd.

Dus sva-pāda-mūle patitaṁ tam arbhakam. Heel onschuldig kind. Als een onschuldig kind als Prahlāda Mahārāja zoveel genade van Nṛsiṁha-deva kan krijgen, zo'n woeste verschijning van de Heer dat zelfs Lakṣmī Hem niet kon benaderen. Aśruta. Adṛṣṭa aśruta pūrva. Er was geen dergelijke vorm van de Heer. Zelfs Lakṣmī wist het niet. Maar Prahlāda Mahārāja is niet bang. Hij weet: "Hier is mijn Heer." Net zoals de leeuwenwelp niet bang is voor de leeuw. Hij springt meteen naar het hoofd van de leeuw omdat hij weet: "Het is mijn vader. Het is mijn moeder." Ook Prahlāda Mahārāja is niet bang, hoewel Brahmā en de anderen halfgoden bang werden om de Heer te benaderen. Hij kwam gewoon als een onschuldig kind en bood zijn eerbetuigingen aan. Tam arbhakaṁ vilokya. Dus God is niet onpersoonlijk. Hij kon onmiddellijk begrijpen: "Oh, hier is een onschuldig kind. Hij werd zoveel lastig gevallen door zijn vader, en nu biedt hij Mij zijn eerbetuigingen aan." Vilokya devaḥ kṛpayā pariplutaḥ. Hij werd heel erg, ik bedoel te zeggen, overmand door barmhartigheid. Dus alles is aanwezig.