NL/Prabhupada 0499 - Vaisnava is heel barmhartig en genadig want hij voelt voor anderen



Lecture on BG 2.15 -- Hyderabad, November 21, 1972

Brahma-bhūtaḥ prasannātmā na śocati na kāṅkṣati (BG 18.54). Op dat moment kan je voelen dat ieder levend wezen net zoals jij is. Het maakt niet uit of dat hij een geleerde brāhmaṇa of een hond is, of hij een caṇḍāla of een olifant is.

vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
(BG 5.18)

Dat is nodig. Dat is spirituele visie. Paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ. Daarom is een toegewijde een eersteklas paṇḍita. Een toegewijde. Omdat hij sama-darśinaḥ is. Sama-darśinaḥ betekent dat hij voelt voor anderen. Een vaiṣṇava ... Para-duḥkha-duḥkhī, kṛpāmbudhir yaḥ (Vilāpa-kusumāñjali, 6). Vaiṣṇava is heel barmhartig en genadig want hij voelt voor anderen. Hij voelt voor anderen in de zin dat hij weet wat hij is. Hij ziet ieder levend wezen als essentieel onderdeel van God: "Nu, hier is een essentieel onderdeel van God. Hij zou terug naar huis, terug naar God, zijn gegaan en met Hem dansen en heel goed eeuwig en gelukzalig leven. Nu is hij hier aan het rotten als een varken of als mens of als een koning. Hetzelfde ding. Het is maar voor enkele jaren." Dus daarom probeert een toegewijde om hem uit deze illusie te halen. Daarom wordt hij para-duḥkha-duḥkhī genoemd. Hij voelt werkelijk de noodlijdende toestand van anderen. Niet deze politieke of sociale leiders. Wat kunnen die doen? Ze maken hun eigen geluk. Dat is alles. Of wat is dat geluk? Dat is ook ongeluk. Als iemand denkt: "Ik heb wat geld. Ik ben heel gelukkig." Het is eigenlijk niet gelukkig. Echt gelukkig is hij die in Kṛṣṇa-bewustzijn gevorderd is. Hij is gelukkig. Anderszins, iedereen is ongelukkig. Allen zijn ongelukkig.

Dus op deze manier moet men tot spiritueel inzicht komen, en het kenmerk is dat hij niet verstoord is door de materiële verwarringen. Yaṁ hi na vyathayanty ete puruṣaṁ puruṣarṣabha, sama-duḥkha-sukham (BG 2.15). Het kenmerk is sama-duḥkha ... Omdat hij weet dat dit dromen is. Stel dat je droomt. Dus of je lijdt doordat er een tijger komt of je wordt een koning in een droom, wat is de waarde? Het is hetzelfde. Er is geen verschil. Het is uiteindelijk maar dromen. Daarom sama-sukha-duḥkha. Als ik erg blij wordt omdat ik een koning of een groot man ben geworden, dat is ook een droom. En als ik denk dat: "Ik ben zo arm, oh, ik lijd, ik ben ziek," dat is ook hetzelfde ding. Daarom heeft Kṛṣṇa in de vorige verzen gezegd: tāṁs titikṣasva bhārata (BG 2.14). "Probeer gewoon een beetje te tolereren. Doe je eigen taak, Kṛṣṇa-bewustzijn." Yudhyasva mām anusmara (BG 8.7).

Onze echte taak is, zoals Kṛṣṇa zegt: man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). "Denk altijd aan Mij." Dus deze uitoefening moet doorgaan. Het maakt niet uit of ik zogenaamd ellendig of gelukkig ben. In het Caitanya-caritāmṛta staat: dvaite bhadrābhadra-jñāna saba manodharma, ei bhāla ei manda ei saba bhrama (CC Antya 4.176). Dvaite, in deze wereld van dualiteit, hier in deze materiële wereld is het: "Dit ding is heel goed, dit ding is heel slecht," alleen maar mentale verzinsels. Alles is hier slecht. Niets is goed. Dus dit is alleen onze mentale creatie. "Dit is goed, dit is slecht." Wij doen dat. Net als op politieke gebied. "Deze partij is goed. Deze partij is slecht." Maar welke partij ook aan de macht komt, je situatie is hetzelfde. De prijs van de koopwaren stijgt. Er is geen afname, of je nu deze partij of die partij verandert. Dus het zijn allemaal verzinsels.