NL/Prabhupada 0614 - We moeten erg voorzichtig zijn, vallen betekent een gat van miljoenen jaren



Lecture on SB 7.9.1 -- Mayapur, February 8, 1976

De lijst van halfgoden begint met heer Brahmā. Hij is de oorspronkelijke vader van de halfgoden en van alle andere levende wezens. Hij is daarom bekend als prajā-pati en wordt pitā-maha, grootvader genoemd, prajā-pati. Hij is de oorsprong van alles. De theorie van Darwin, een dwaze theorie dat er geen leven was, maar volgens de Vedische kennis was er het beste leven, Brahmā. Vanaf daar begint het leven en geleidelijk aan worden ze gedegradeerd en materieel besmet. Niet dat er geen leven was. Vanaf lage levensomstandigheden wordt men hoger en hoger verheven. Dat is de verkeerde theorie. De echte theorie is dat het leven begint bij de meest verheven persoon, heer Brahmā, prajā-pati.

Dus op elk gunstige vlak zijn ze verder gevorderd, want je kan God niet vanaf je lagere levenstoestand benaderen. Lagere levenstoestand betekent zondige reactie. In die toestand kan je God niet benaderen. Paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavān (BG 10.12). Pavitraṁ paramaṁ bhavān. Kṛṣṇa is de allerhoogste pure, pavitraṁ paramam. Paramam betekent extreem. Dus niemand kan Kṛṣṇa benaderen terwijl hij onzuiver is. Dat is niet mogelijk. Net zoals sommige dwazen zeggen: "Het maakt niet uit wat je eet en wat je doet. Er is geen belemmering voor je spirituele vooruitgang." Deze domme dwazen misleiden de hele wereld dat inzake de Allerhoogste Persoon begrijpen men zich als gedegradeerde mensen kan gedragen. Nee, dat is niet mogelijk. Paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavān (BG 10.12). Dus als je de hoogste zuivere wil benaderen dan moet je zuiver worden. Anders is er geen mogelijkheid. Zonder vuur te zijn kan je niet het vuur ingaan. Dan zal je verbranden.

Net zo, hoewel je ook Brahman bent ... Een deeltje van Para-brahman is ook Brahman. Ahaṁ brahmāsmi. Dit is onze identificatie. Maar wat voor soort Brahman? Maar hele kleine deeltjes Brahman. Net als een vonk en het hele vuur. Beiden zijn vuur, maar de vonk is vonk en het grote vuur is het grote vuur. Dus de vonk kan niet het grote vuur worden. Als hij dat wil worden dan valt hij naar beneden. Dan wordt het beetje licht, vuur, dat er was gedoofd. Als de vonk uit onbeschaamdheid wil proberen om het grote vuur te worden dan valt hij. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ (SB 10.2.32). Āruhya kṛcchreṇa, door strenge soberheid en boetedoeningen kan je opklimmen tot het onpersoonlijke Brahman, maar je zal weer vallen. Dat is het feit. Zoveel mensen proberen op te gaan in het Allerhoogste Brahman, maar het resultaat is dat ze vallen. Ze moeten vallen. Het is niet mogelijk. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho anādṛta-yuṣmad-aṅghrayaḥ (SB 10.2.32). Zonder te zorgen dat ze de lotusvoeten van Kṛṣṇa aanbidden vallen ze. Dus moeten we heel erg voorzichtig zijn om niet te proberen om gelijk of groter dan Kṛṣṇa te worden. Er zijn wat dwazen die zeggen dat: "Die en die dwaas is groter dan Kṛṣṇa." Ik wil hun naam niet noemen. De dwazen zeggen dat: "Aurobindo is groter dan Kṛṣṇa." Ze zeggen dat. Weet je dat?

Dus deze wereld is vol met dommen en dwazen. We moeten heel voorzichtig en intelligent vooruitgang in het spirituele leven maken. Neem het niet erg onbeduidend. We moeten heel erg voorzichtig zijn. Anders raken we gevallen, en eenmaal gevallen betekent dat een gat van miljoenen jaren. Je hebt deze menselijke levensvorm om Kṛṣṇa-bewustzijn te voltooien, maar als je niet serieus bent dan zal het gat weer miljoenen jaren zijn. Daarom is onze plicht; tāṅdera caraṇa sevi, bhakta-sane vās. We moeten bij de toegewijden wonen en bezig zijn met de ācārya's dienen. Ācāryaṁ māṁ vijānīyān nāvamanyeta karhicit (SB 11.17.27). Men moet de ācārya als Kṛṣṇa Zelf zien. Negeer hem niet. Yasya deve parā bhaktir yathā deve tathā gurau (ŚU 6.23). Dit is de verklaring. Dus we moeten heel voorzichtig zijn.

Net als hier ook. De brahmādaya, de grote halfgoden konden de Heer niet tot bedaren te brengen. Hij was boos. Evaṁ surādayaḥ sarve brahma-rudra-puraḥ sarāḥ (SB 7.9.1). Grote persoonlijkheden, rudra, na upaitum. Na upaitum aśakan manyu. Ze konden Hem niet tot bedaren brengen, saṁrambhaṁ sudurāsadam. Sudurāsadam, heel erg moeilijk. Als we veroordeeld zijn door Kṛṣṇa dan is het heel erg moeilijk om weer op te klimmen. Mūḍhā janmani janmani (BG 16.20). Leven na leven zijn we veroordeeld. Dat is onze straf.

Doe dus niets dat Kṛṣṇa ongelukkig zal maken. Houd jezelf alleen bezig met de dienst van de Heer. Heel eenvoudig iets. Man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Denk gewoon altijd aan Hem. Denk niet aan iemand of iets anders. Sarvopādhi-vinirmuktam (CC Madhya 19.170). Anyābhilāṣitā-śūnyam (BRS. 1.1.11). Probeer je dienst voor Kṛṣṇa te blijven doen. Je kan vierentwintig uur bezig zijn en probeer het te volgen. Verwaarloos het niet. Dat zal je leven een succes maken.

Heel veel dank.

Toegewijden: Jaya Śrīla Prabhupāda. (einde)