NL/Prabhupada 0789 - Het veld van activiteiten, de eigenaar van het veld en de toezichthouder op het veld



Lecture on BG 13.4 -- Paris, August 12, 1973

Toegewijde: Vertaling: "Luister nu alsjeblieft naar Mijn korte beschrijving van dit veld van activiteit en hoe het is samengesteld, welke veranderingen het ondergaat, waar het vandaan komt, wie die kenner van het veld van activiteiten is en welke invloed hij erop uitoefent." (BG 13.4)

Prabhupāda: Tat kṣetram (BG 13.4). Idaṁ śarīraṁ kaunteya kṣetram ity abhidhīyate (BG 13.2). Dus Kṛṣṇa heeft al uitgelegd, kṣetra betekent idaṁ śarīram. Śarīram betekent dit lichaam. Tat kṣetram. Ten eerste moet je begrijpen dat dit lichaam of elk veld van activiteit, waar dan ook, daar zijn drie dingen; het veld van activiteiten, de eigenaar van het veld en de toezichthouder van het veld. Je kan dat overal controleren.

Dus Kṛṣṇa zegt; kṣetra-jñaṁ cāpi māṁ viddhi. Er zijn twee kṣetrajñaḥ en één kṣetra. Eén veld van activiteit en twee persoonlijkheden, kṣetrajñaḥ. De één wordt gezien als de bewoner en de ander wordt gezien als de eigenaar. Net zoals we in dit huis de bewoner zijn. Het huis is kṣetra, veld van activiteit, de verhuurder is de eigenaar en wij zijn de bewoner. Twee kṣetrajñaḥ. Dit gebouw heeft belang voor twee personen. Een is de bewoner en de andere is de eigenaar.

Net zo, overal, in elk deel van de wereld, waar je ook gaat zal je deze drie dingen vinden; Eén, het veld van activiteiten en de andere twee zijn een bewoner en een eigenaar. Als iemand deze drie dingen begrijpt en hij kan ze overal bestuderen dan: kṣetra-kṣetrajñayor yad jñānam (BG 13.3). Deze kennis om te begrijpen dat er overal een veld van activiteit is en twee personen hebben belang in dat veld van activiteit, één is de eigenaar, de ander is de bewoner. Als je alleen deze drie dingen bestudeert, dan: taj-jñānaṁ jñānam (BG 13.3). Dat is kennis. Anders allemaal dwazen en sufferds, dat is alles. Mataṁ mama.

Dit is jñānam. Maar vraag wie dan ook tegenwoordig; wie is de eigenaar, wie is de bewoner en wat is het veld van activiteit. Als je deze drie dingen vraagt zal niemand in staat zijn om te beantwoorden. Dat betekent dat iedereen tegenwoordig een dwaas is. Of ze weten het niet. Kṣetra-kṣetrajñayor yaj-jñānam (BG 13.3), Kṛṣṇa zegt: "Deze relatie tussen het veld van activiteit en de eigenaar."

Net als in de landbouw. De grond is eigendom van de staat of van de koning. Het wordt verhuurd en bewoond door iemand anders. En het land is het veld van activiteit. Dus Kṛṣṇa geeft aanwijzingen. Kṛṣṇa geeft aanwijzingen en het levend wezen is er en hij handelt volgens die aanwijzingen.

Dus zowel Kṛṣṇa als het levend wezen zitten in één boom. Dat staat in de Upaniṣad. Twee vogels zitten in één boom. Eén eet de vruchten van de boom en de andere zit alleen te kijken. De vogel die kijkt is Kṛṣṇa. En de vogel die de vruchten van de boom eet is het levend wezen.

De māyāvādī filosofen kunnen geen onderscheid maken tussen de jīva ziel, jīvātmā, en Paramātmā. Zij weten het, maar omdat ze monisten zijn, om hun theorie te vestigen, zeggen ze dat er geen twee maar één is. Nee. Kṛṣṇa zegt twee. Eén kṣetrajñaḥ is de jīvātmā en de andere kṣetrajñaḥ is Kṛṣṇa. Het verschil tussen de twee is dat het individuele levende wezen alleen zijn kṣetra of lichaam kent, maar het andere levende wezen, het allerhoogste levende wezen, Hij kent alle lichamen.