NL/Prabhupada 0807 - Brahmastra is gemaakt van mantra. Dat is de subtiele manier



Lecture on SB 1.7.26 -- Vrndavana, September 23, 1976

We hebben de brahmāstra besproken. Het is bijna hetzelfde als een modern nucleair wapen of bom, maar dat is gemaakt met chemicaliën, en de brahmāstra is gemaakt met mantra. Dat is de subtiele manier.

De moderne wetenschap heeft het punt van subtiel bestaan niet bereikt. Daarom kunnen ze niet begrijpen hoe zielsverhuizing plaats vindt. De moderne wetenschap heeft geen kennis. Gebrekkige kennis. Ze zien het grove lichaam maar ze hebben geen kennis over het subtiele lichaam. Maar het subtiele lichaam is aanwezig. Net zoals we je geest niet zien, maar ik weet dat je een geest hebt. Jij ziet mijn geest niet, maar je weet dat ik een geest heb. Geest, intelligentie en ego. Mijn opvatting van identiteit: "Ik ben," dat is er. Dat is ego. Mijn intelligentie en mijn geest kan je niet zien, noch kan ik ze zien. Dus hoe de geest, de intelligentie en persoonlijke identiteit of egotisme de ziel naar een ander lichaam voert kunnen ze niet zien. Ze kunnen het niet zien. Ze zien dat als het grove lichaam stopt dan stopt alles. Het grove lichaam wordt tot as verbrand, daarom denken ze dat alles voorbij is.

Bhasmī-bhūtasya dehasya kutaḥ punar āgamano bhaved (Cārvāka Muni). De atheïstische klasse denkt zo. Met gebrekkige kennis denken ze dat: "Ik zie dat het lichaam nu tot as wordt verbrand. Waar is de ziel dan?" "Dus er is geen ziel, er is geen God, het is allemaal inbeelding." Maar dat is geen feit. Het feit is dat het grove lichaam op is, maar het subtiele lichaam is er nog. Mano buddhir ahaṅkāraḥ. Bhūmir āpo 'nalo vāyuḥ khaṁ mano buddhir eva ca (BG 7.4). Apareyam itas tu viddhi me prakṛtiṁ parām (BG 7.5). Dus de actie en reactie van het subtiele gebeuren, de subtiele materie ... Geest is ook materie, maar subtiele materie, zeer fijn. Net als lucht, ether. Ether is ook materie, maar het is zeer subtiel, fijn. En fijner dan de ether is de geest, en fijner dan de geest is de intelligentie. En fijner dan de intelligentie is mijn egotisme: "Ik ben," deze opvatting.

Dus ze hebben geen kennis. Daarom kunnen ze een wapen of bom maken met de grove dingen. Bhūmir āpo 'nalo, de chemicaliën, dat is grof. Maar de brahmāstra is niet grof. Het is ook materieel maar het is gemaakt van subtiele dingen; geest, intelligentie en ego. Daarom vraagt Arjuna aan Kṛṣṇa: "Ik weet niet waar het vandaan komt, waar komt deze hoge temperatuur vandaan?" Het staat hier; tejaḥ parama-dāruṇam (SB 1.7.26). De temperatuur is zo hoog, ondraaglijk. Dus we moeten het aan de autoriteit vragen. Kṛṣṇa is de beste autoriteit. Dus Arjuna vraagt ​​aan Hem; kim idaṁ svit kuto veti: "Mijn beste Kṛṣṇa, waar komt deze temperatuur vandaan?" Kim idam. Deva-deva. Waarom vraagt hij het aan Kṛṣṇa? Omdat Kṛṣṇa de deva-deva is.