NL/BG 10.17

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 17

कथं विद्यामहं योगिंस्त्वां सदा परिचिन्तयन् ।
केषु केषु च भावेषु चिन्त्योऽसि भगवन्मया ॥१७॥
kathaṁ vidyām ahaṁ yogiṁs
tvāṁ sadā paricintayan
keṣu keṣu ca bhāveṣu
cintyo ’si bhagavan mayā

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

katham — hoe; vidyām aham — zal ik kennen; yogin — o allerhoogste mysticus; tvām — Jij; sadā — altijd; paricintayan — denkend aan; keṣu — in welke; keṣu — in welke; ca — ook; bhāveṣu — vormen; cintyaḥ asi — moet er aan Je gedacht worden; bhagavan — o Allerhoogste; mayā — door mij.

VERTALING

O Kṛṣṇa, o allerhoogste mysticus, hoe zal Ik voortdurend aan Je denken en hoe zal ik Je kennen? In welke verschillende verschijningsvormen moet ik Je in gedachten houden, o Allerhoogste Persoonlijkheid Gods?

COMMENTAAR

Zoals in een vorig hoofdstuk werd verklaard, is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods verhuld door Zijn yoga-māyā [Bg. 7.25]. Alleen overgegeven zielen — toegewijden — kunnen Hem zien. Arjuna is er nu van overtuigd dat zijn vriend, Kṛṣṇa, de Allerhoogste God is, maar hij wil weten wat het gebruikelijke proces is waardoor de mens in het algemeen de alomtegenwoordige Heer kan begrijpen.

Gewone mensen, met inbegrip van de demonen en atheïsten, kunnen Kṛṣṇa niet begrijpen, omdat Hij door Zijn yoga-māyā-energie bewaakt wordt. Nogmaals, Arjuna stelt deze vragen in hun belang. Een vergevorderde toegewijde is er niet alleen in geïnteresseerd om zelf inzicht te hebben in de alomtegenwoordigheid van de Allerhoogste Heer, maar wil dat de hele mensheid dit inzicht heeft. Omdat Arjuna een vaiṣṇava is, een toegewijde, maakt hij dit inzicht uit zijn goedheid toegankelijk voor de mens in het algemeen.

Arjuna spreekt Kṛṣṇa hier aan met Yogi, omdat Śrī Kṛṣṇa de meester is van de yoga-māyā-energie, waardoor Hij verhuld is voor gewone mensen en waardoor Hij ook onverhuld kan zijn. Doorsnee mensen, die geen liefde voor Kṛṣṇa hebben, kunnen niet voortdurend aan Hem denken; ze moeten daarom wel op een materiële manier denken. Arjuna houdt rekening met de manier waarop de materialistische mensen van deze wereld denken. De woorden ‘keṣu keṣu ca bhāveṣu’ hebben betrekking op de materiële natuur (het woord ‘bhāva’ betekent ‘materiële dingen’). Omdat materialisten niet kunnen begrijpen dat Kṛṣṇa spiritueel is, wordt hen aangeraden hun geest op materiële dingen te richten en te proberen te zien hoe Kṛṣṇa Zich daarin manifesteert.