NL/BG 10.35

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 35

बृहत्साम तथा साम्नां गायत्री छन्दसामहम् ।
मासानां मार्गशीर्षोऽहमृतूनां कुसुमाकरः ॥३५॥
bṛhat-sāma tathā sāmnāṁ
gāyatrī chandasām aham
māsānāṁ mārga-śīrṣo ’ham
ṛtūnāṁ kusumākaraḥ

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

bṛhat-sāma — de Bṛhat-sāma; tathā — ook; sāmnām — van de gezangen in de Sāma-veda; gāyatrī — de Gāyatrī-mantra’s; chandasām — van alle poëzie; aham — Ik ben; māsānām — van de maanden; mārga-śīrṣah — de maand november/december; aham — Ik ben; ṛtūnām — van alle seizoenen; kusuma-ākaraḥ — lente.

VERTALING

Van de hymnen in de Sāma-veda ben Ik de Bṛhat-sāma en van alle poëzie ben Ik de Gāyatrī. Van alle maanden ben Ik Mārgaśīrṣa [november-december] en van de jaargetijden ben Ik de bloeiende lente.

COMMENTAAR

De Heer heeft al uitgelegd dat Hij van alle Veda’s de Sāma-veda is. De Sāma-veda is rijk aan prachtige liederen die door de halfgoden gespeeld worden. Een van deze liederen is de Bṛhat-sāma, die een verfijnde melodie heeft en rond middernacht wordt gezongen.

In het Sanskriet bestaan er vaste regels voor het maken van poëzie; rijm en metrum worden niet op een eigenzinnige manier gebruikt zoals in veel moderne poëzie. Van alle regelgebonden poëzie is de Gāyatrī-mantra, die door gekwalificeerde brāhmaṇa’s gechant wordt, het voornaamst. De Gāyatrī-mantra wordt in het Śrīmad-Bhāgavatam genoemd. Omdat de Gāyatrī-mantra speciaal bedoeld is voor Gods-realisatie, vertegenwoordigt hij Kṛṣṇa. Deze mantra is bedoeld voor mensen die spiritueel gevorderd zijn en wanneer iemand succesvol is in het chanten ervan, kan hij een transcendentale positie als die van de Heer innemen.

Men moet eerst de kwaliteiten van een perfect persoon verwerven, namelijk de kwaliteiten van de hoedanigheid goedheid in overeenstemming met de wetten van de materiële natuur, voordat men de Gāyatrī-mantra kan chanten. In de Vedische beschaving is de Gāyatrī-mantra zeer belangrijk en wordt hij als de geluids-incarnatie van Brahman beschouwd. Brahmā was degene die de mantra voor het eerst hoorde en herhaalde, waarna de mantra via de opeenvolging van discipelen verder werd doorgegeven.

De maanden november en december worden als de beste van allemaal gezien, omdat rond die tijd in India het graan van de velden wordt gehaald en de mensen heel gelukkig worden. De lente is natuurlijk het seizoen dat overal geliefd is, omdat het dan niet te heet en niet te koud is en omdat de bloemen dan opengaan en de bomen bloeien. In de lente zijn er ook vele festiviteiten waarmee de activiteiten van vermaak van Kṛṣṇa worden herdacht; het wordt daarom als het vrolijkste van alle seizoenen beschouwd en vertegenwoordigt zo Kṛṣṇa, de Allerhoogste Heer.