NL/Prabhupada 0250 - Wees bezig voor Krishna, voor God, niet voor je eigen belang

Revision as of 14:12, 20 April 2016 by Lucija (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0250 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.6 -- London, August 6, 1973

Dus dit probleem van strijd ... We moeten begrijpen dat iedereen vechtlust heeft. Je kunt het niet beëindigen, je kunt het niet stoppen. We zeggen niet stop er mee. De Māyāvādī filosoof zegt "Stop er mee," maar dat is niet mogelijk. Je kunt niet stoppen. Omdat je een levend wezens bent, heb je al deze neigingen. Hoe kan je het stoppen? Het moet op de juiste manier worden gebruikt. Dat is alles. Je hebt vechtlust. Hoe hoor je dit te gebruiken? Ja. Narottama dāsa Ṭhākura adviseert krodha bhakta-dveṣī-jane: "Degenen die afgunstig zijn op God of Gods toegewijden, richt je woede op hen." Je kunt het benutten. Woede kan je niet opgeven. Onze taak is om het goed te benutten. Dat is Kṛṣṇa-bewustzijn. Alles moet worden benut. We zeggen niet "Stop dit, stop dat." Nee. Jij ... Kṛṣṇa zegt yat karoṣi, yaj juhosi, yad aśnāsi, yat tapasyasi kuruśva tad mad-arpanam (BG 9.27). Yat karoṣi. Kṛṣṇa zegt niet "Doe dit, doe dat." Hij zegt: "Wat je ook doet, het resultaat behoort toe aan Mij." Dus hier is de situatie zo dat Arjuna niet moet vechten voor zichzelf, maar hij denk wel aan zichzelf. Hij zegt, te avasthitaḥ pramukhe dhārtarāṣṭrāḥ, yān eva hatvā na jijīviṣāmas: (BG 2.6) "Ze zijn mijn broers, familieleden. Als ze sterven ... We willen niet sterven. Nu staan ze tegenover me. Moet ik ze doden? " Dus nog steeds denkt hij aan zijn eigen voldoening. Hij bereidt de achtergrond - materialistische personen denken in termen van persoonlijke voldoening. Dat moet dus worden opgegeven. Geen persoonlijke voldoening, Kṛṣṇa's voldoening. Dat is Kṛṣṇa-bewustzijn. Waar je mee bezig bent maakt niet uit. Je moet testen, of je het voor Kṛṣṇa doet. Dat is je perfectie. Niet alleen perfectie, dat is de perfectie van je taak in het menselijk leven. Het menselijk leven is hier voor bedoeld. Lager dan de menselijke vorm, het dierlijk leven, zij zijn gericht op de perfectie van zinsbevrediging, persoonlijke voldoening. Ze hebben geen gevoel van "Andere dieren ook ..." Als er iets eetbaars is, dan zal een hond denken: "Hoe kan ik het krijgen?" Hij zal er nooit aan denken of andere honden het ook zullen krijgen. Dit is geen dierlijke natuur. Dierlijke natuur betekent hun eigen voldoening. Er is geen sprake van "Mijn vriend, mijn familieleden." Ze delen zelfs niet met hun eigen kinderen. Je hebt dat misschien gezien. Als er voedsel is, de hond en de kinderen van de hond, iedereen probeert iets voor zichzelf te nemen. Dat is dierlijk. Dus als dit is veranderd voor Kṛṣṇa, dat is menselijk leven. Dit is het verschil met dierlijk leven. Dit is zeer moeilijk. Daarom hebben we onderwijs, de Bhagavad-gītā, om mensen te leren, "Handel voor Kṛṣṇa, handel voor God, niet voor je eigen belang. Anders raak je verstrikt." Yajñārthāt karmaṇaḥ anyatra loko 'Yam karma-bandhanaḥ (BG 3.9). Alles wat je doet, zal een reactie veroorzaken, en je zal genieten of lijden door die reactie. Wat je ook doet. Maar als je het doet voor Kṛṣṇa , dan is er geen reactie meer. Dat is je vrijheid. Yogaḥ karmasu kauśalam (BG 2.50). Dat staat in de Bhagavad-gītā. Yoga, als je in contact bent met Kṛṣṇa, dat is het geheim van succes. En deze materiële wereld, werken ... Anders, wat je ook doet, waar je ook werkt, het zal een reactie veroorzaken en je gaat genieten of lijden.

Dus hier geldt hetzelfde. Arjuna denkt, na caitad vidmaḥ kataran garīyo (BG 2.6). Hij is verward, "Welke kant zal glorieus zijn? Zal ik wel of niet strijden?" In de volgende verzen zal je zien ... Als je zo in verwarring bent, "wat te doen en wat te laten," dus voor de juiste begeleiding, moet je de spiritueel leraar benaderen. Dat komt in het volgende vers. Arjuna zal zeggen: "Ik weet het niet. Ik ben nu perplex. Hoewel ik weet dat het mijn plicht als kṣatriya is om te strijden, toch ben ik aarzelend. Ik aarzel in mijn plicht. Daarom ben ik perplex. Daarom Kṛṣṇa, geef ik me over aan U. " Vroeger sprak hij als een vriend. Nu is hij bereid zijn om onderricht te worden door Kṛṣṇa.