NL/Prabhupada 0982 - Zodra we een auto hebben, hoe rot die ook is, denken we dat die heel fijn is: Difference between revisions

 
(Vanibot #0005: NavigationArranger - update old navigation bars (prev/next) to reflect new neighboring items)
 
Line 9: Line 9:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0981 - Elke brahmana leerde vroeger deze twee wetenschappen, Āyur-veda en Jyotir-veda|0981|NL/Prabhupada 0983 - Materialistische mensen kunnen hun zintuigen niet beheersen|0983}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 21: Line 24:


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>File:720905SB-NEW VRINDABAN_clip3.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/720905SB-NEW_VRINDABAN_clip3.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 29: Line 32:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Dus Bhāgavata zegt; yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke, Ik ben niet dit lichaam. Dit is een voertuig. Net zoals we in een auto rijden. Ik ben niet deze auto. Vergelijkbaar, dit is een yantra, auto, mechanische auto. Kṛṣṇa of God heeft mij deze auto gegeven, ik wilde die. Dat staat in de Bhagavad-gītā; īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati ([[Vanisource:BG 18.61|BG 18.61]]). "Mijn beste Arjuna, de Heer als Paramātmā zit in ieders hart." Bhrāmayan sarva-bhūtāni yantrārūḍhāni māyayā ([[Vanisource:BG 18.61|BG 18.61]]): "En Hij geeft het levende wezen de kans om te reizen, om rond te kijken," sarva-bhūtāni, "door het hele universum." Yantrārūḍhāni māyayā, rijdend in een auto, een auto rijden die gegeven is door de materiële natuur. Dus onze werkelijke positie is dat ik de ziel ben, Ik heb een mooie auto gekregen - het is geen mooie auto, Zodra we een auto hebben, hoe rot die ook is, denken we dat die heel fijn is. en we identificeren ons met die auto. "Ik heb deze auto, ik heb die auto." Men vergeet ... Als men een hele dure auto rijdt, vergeet hij dat hij zelf een arme man is. Hij denkt dat: "Ik ben deze auto." Dit is identificatie.  
Dus Bhāgavata zegt; ''yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke'' ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]). Ik ben niet dit lichaam, dit is een voertuig. Net zoals we in een auto rijden, ik ben niet de auto. Net zo is dit een ''yantra'', mechanische auto. Kṛṣṇa of God heeft mij deze auto gegeven, ik wilde die.


Dus yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]). Iemand die dit lichaam ziet als zichzelf, als het zelf, en lichamelijke relaties, sva-dhīḥ, "Zij zijn mijn eigen. Mijn broer, mijn familie, mijn land, mijn gemeenschap, mijn samenleving," zoveel dingen, mijn, ik en de mijne. Misvatting van het "ik" als dit lichaam en de misvatting van "mijn" in relatie met dit lichaam. Yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]). Bhauma ijya-dhīḥ, bhumi, bhumi betekent land. Ijya-dhīḥ, ijya betekent vererenswaardig. Dus op dit moment wordt heel sterk gevoeld dat: "ik ben dit lichaam" en "ik ben Amerikaan," en "ik ben Indiaas," "ik ben Europees," "ik ben hindoe," "ik ben moslim," "ik ben brāhmaṇa", "ik ben kṣatriya," "ik ben śūdra," "ik ben dit, die...," zo veel. Dit is zeer sterk en bhauma ijya-dhīḥ, omdat ik me identificeer met een bepaald type lichaam, en waar het lichaam naar buiten is gekomen, is het land vererenswaardig. Dat is nationalisme. Dus yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]) yat-tīrtha-buddhiḥ salile, en tīrtha, bedevaartsoord.
Dat staat in de Bhagavad-gītā;


Wij nemen een bad in de rivier, zoals de christenen, zij nemen een bad in de rivier de Jordaan, of hindoes gaan naar Haridwar, en nemen een bad in de Ganges, of ze nemen een bad in Vṛndāvana. Maar ze denken dat door een bad te nemen in dat water, dat zijn werk klaar is. Nee. Eigenlijk is de taak, als je naar zulke bedevaarten, heilige plaatsen gaat, om spirituele vooruitgang te zoeken, te ervaren. Omdat daar veel spiritueel gevorderde mensen wonen. Daarom moet men naar deze plaatsen gaan, om de ervaren transcendentalist te zoeken, en lessen van hem nemen. Dat is echt op bedevaart gaan. Niet alleen maar gaan en een bad nemen en we zijn klaar. Nee. Dus
:''īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ<br/>hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati<br/>bhrāmayan sarva-bhūtāni<br/>yantrārūḍhāni māyayā'' <br/>([[NL/BG 18.61|BG 18.61]]).  


<div class="quote_verse">
"Mijn beste Arjuna, de Heer als Paramātmā zit in ieders hart. En Hij geeft het levende wezen de kans om te reizen, om rond te kijken" ''sarva-bhūtāni''  "door het hele universum" ''yantrārūḍhāni māyayā''  "rijdend in een auto die gegeven is door de materiële natuur."  
:yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke
 
:sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ
Dus onze werkelijke positie is dat ik de ziel ben, ik heb een mooie auto gekregen. Het is geen mooie auto maar zodra we een auto hebben, hoe rot die ook is, denken we dat die heel fijn is en we identificeren ons met die auto. "Ik heb deze auto, ik heb die auto." Als iemand een hele dure auto rijdt vergeet hij dat hij zelf een arme man is. Hij denkt dat: "Ik ben deze auto." Dit is identificatie.
:yat-tīrtha-buddhiḥ salile na karhicij
 
:janeṣv abhijñeṣu...
Dus; ''yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ'' ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]). Iemand die dit lichaam ziet als zichzelf, als het zelf, en lichamelijke relaties, ''sva-dhīḥ'', als: "Zij zijn mijn eigen, mijn broer, mijn familie, mijn land, mijn gemeenschap, mijn samenleving." Zoveel dingen, mijn, ik en de mijne. De misopvatting van het "ik" als dit lichaam en de misopvatting van "mijn" in relatie met dit lichaam. ''Yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ'' ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]). ''Bhauma ijya-dhīḥ, bhumi'', betekent land. ''Ijya-dhīḥ, ijya'' betekent vererenswaardig. Dus tegenwoordig wordt heel sterk gevoeld dat: "Ik ben dit lichaam" en "ik ben Amerikaan" en "ik ben Indiaas," "ik ben Europees," "ik ben hindoe," "ik ben moslim," "ik ben ''brāhmaṇa''," "ik ben ''kṣatriya''," "ik ben ''śūdra''," "ik ben dit, dat ... zoveel." Dit is heel sterk. En ''bhauma ijya-dhīḥ''; omdat ik me identificeer met een bepaald type lichaam is het land vererenswaardig daar waar het lichaam naar buiten is gekomen. Dat is nationalisme. Dus ''yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ yat-tīrtha-buddhiḥ salile'' ([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]]). En ''tīrtha'', bedevaartsoord.
:([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]])
 
</div>
Wij nemen een bad in de rivier, zoals de christenen een bad nemen in de rivier de Jordaan of de hindoes gaan naar Haridwar en nemen een bad in de Ganges of ze nemen een bad in Vṛndāvana. Maar ze denken dat door een bad te nemen in dat water dat zijn werk klaar is. Nee. Eigenlijk is je taak als je op zulke bedevaarten naar heilige plaatsen gaat om spirituele vooruitgang te zoeken, te ervaren. Omdat daar veel spiritueel gevorderde mensen wonen. Daarom moet men naar deze plaatsen gaan om de ervaren transcendentalist te zoeken en lessen van hem nemen. Dat is echt op bedevaart gaan. Niet alleen maar gaan en een bad nemen en we zijn klaar. Nee. Dus;
 
:''yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke<br/>sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ<br/>yat-tīrtha-buddhiḥ salile na karhicij<br/>janeṣv abhijñeṣu sa eva go-kharaḥ''<br/>([[Vanisource:SB 10.84.13|SB 10.84.13]])


Abhijñe, iemand die weet. (Onduidelijk) We moeten iemand benaderen die de dingen heel goed weet, abhijñaḥ. Kṛṣṇa is abhijñaḥ, svarat. Dus, vergelijkbaar, Kṛṣṇa's vertegenwoordiger is ook abhijñaḥ, natuurlijk. Als iemand omgaat met Kṛṣṇa, als iemand praat met Kṛṣṇa, moet hij zeer abhijñaḥ, zeer geleerd zijn, omdat hij lessen neemt van Kṛṣṇa. Daarom... Kṛṣṇa's kennis is perfect, dus, omdat hij kennis van Kṛṣṇa heeft gekregen, is zijn kennis ook perfect. Abhijñaḥ. En Kṛṣṇa praat. Dat is niet fictief, nee. Kṛṣṇa - ik heb reeds gezegd dat Kṛṣṇa in ieders hart zit en Hij praat met de bonafide mensen. Net als een groot man, die praat met bonafide mensen, hij verspilt zijn tijd niet door met zotten te praten. Hij praat, dat is een feit, maar hij praat niet met zotten, hij praat met de bonafide vertegenwoordiger. Hoe is het bekend? Het staat in de Bhagavad-gītā, teṣāṁ satata-yuktānām ([[Vanisource:BG 10.10|BG 10.10]]), wie de bonafide vertegenwoordiger is.
''Abhijñe'', iemand die weet. We moeten iemand benaderen die de dingen heel goed weet, ''abhijñaḥ''. Kṛṣṇa is ''abhijñaḥ'', ''svarat''. Dus net zo is Kṛṣṇa's vertegenwoordiger natuurlijk ook ''abhijñaḥ''. Als iemand omgaat met Kṛṣṇa, als iemand praat met Kṛṣṇa, dan moet hij heel geleerd zijn, ''abhijñaḥ'', omdat hij lessen neemt van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa's kennis is perfect, dus omdat hij kennis van Kṛṣṇa heeft gekregen is zijn kennis ook perfect. ''Abhijñaḥ''. En Kṛṣṇa praat. Dat is niet fictief, nee. Kṛṣṇa, ik heb al gezegd dat Kṛṣṇa in ieders hart zit en Hij praat met de bonafide mensen. Net zoals een groot man, die praat met bonafide mensen, die verspilt zijn tijd niet door met zotten te praten. Hij praat, dat is een feit, maar Hij praat niet met zotten, Hij praat met de bonafide vertegenwoordiger. Hoe is dat bekend? Het staat in de Bhagavad-gītā; ''teṣāṁ satata-yuktānām'' ([[NL/BG 10.10|BG 10.10]]), wie de bonafide vertegenwoordiger is.
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 08:05, 4 December 2021



720905 - Lecture SB 01.02.06 - New Vrindaban, USA

Dus Bhāgavata zegt; yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke (SB 10.84.13). Ik ben niet dit lichaam, dit is een voertuig. Net zoals we in een auto rijden, ik ben niet de auto. Net zo is dit een yantra, mechanische auto. Kṛṣṇa of God heeft mij deze auto gegeven, ik wilde die.

Dat staat in de Bhagavad-gītā;

īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ
hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati
bhrāmayan sarva-bhūtāni
yantrārūḍhāni māyayā

(BG 18.61).

"Mijn beste Arjuna, de Heer als Paramātmā zit in ieders hart. En Hij geeft het levende wezen de kans om te reizen, om rond te kijken" sarva-bhūtāni "door het hele universum" yantrārūḍhāni māyayā "rijdend in een auto die gegeven is door de materiële natuur."

Dus onze werkelijke positie is dat ik de ziel ben, ik heb een mooie auto gekregen. Het is geen mooie auto maar zodra we een auto hebben, hoe rot die ook is, denken we dat die heel fijn is en we identificeren ons met die auto. "Ik heb deze auto, ik heb die auto." Als iemand een hele dure auto rijdt vergeet hij dat hij zelf een arme man is. Hij denkt dat: "Ik ben deze auto." Dit is identificatie.

Dus; yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ (SB 10.84.13). Iemand die dit lichaam ziet als zichzelf, als het zelf, en lichamelijke relaties, sva-dhīḥ, als: "Zij zijn mijn eigen, mijn broer, mijn familie, mijn land, mijn gemeenschap, mijn samenleving." Zoveel dingen, mijn, ik en de mijne. De misopvatting van het "ik" als dit lichaam en de misopvatting van "mijn" in relatie met dit lichaam. Yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ (SB 10.84.13). Bhauma ijya-dhīḥ, bhumi, betekent land. Ijya-dhīḥ, ijya betekent vererenswaardig. Dus tegenwoordig wordt heel sterk gevoeld dat: "Ik ben dit lichaam" en "ik ben Amerikaan" en "ik ben Indiaas," "ik ben Europees," "ik ben hindoe," "ik ben moslim," "ik ben brāhmaṇa," "ik ben kṣatriya," "ik ben śūdra," "ik ben dit, dat ... zoveel." Dit is heel sterk. En bhauma ijya-dhīḥ; omdat ik me identificeer met een bepaald type lichaam is het land vererenswaardig daar waar het lichaam naar buiten is gekomen. Dat is nationalisme. Dus yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ yat-tīrtha-buddhiḥ salile (SB 10.84.13). En tīrtha, bedevaartsoord.

Wij nemen een bad in de rivier, zoals de christenen een bad nemen in de rivier de Jordaan of de hindoes gaan naar Haridwar en nemen een bad in de Ganges of ze nemen een bad in Vṛndāvana. Maar ze denken dat door een bad te nemen in dat water dat zijn werk klaar is. Nee. Eigenlijk is je taak als je op zulke bedevaarten naar heilige plaatsen gaat om spirituele vooruitgang te zoeken, te ervaren. Omdat daar veel spiritueel gevorderde mensen wonen. Daarom moet men naar deze plaatsen gaan om de ervaren transcendentalist te zoeken en lessen van hem nemen. Dat is echt op bedevaart gaan. Niet alleen maar gaan en een bad nemen en we zijn klaar. Nee. Dus;

yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke
sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ
yat-tīrtha-buddhiḥ salile na karhicij
janeṣv abhijñeṣu sa eva go-kharaḥ

(SB 10.84.13)

Abhijñe, iemand die weet. We moeten iemand benaderen die de dingen heel goed weet, abhijñaḥ. Kṛṣṇa is abhijñaḥ, svarat. Dus net zo is Kṛṣṇa's vertegenwoordiger natuurlijk ook abhijñaḥ. Als iemand omgaat met Kṛṣṇa, als iemand praat met Kṛṣṇa, dan moet hij heel geleerd zijn, abhijñaḥ, omdat hij lessen neemt van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa's kennis is perfect, dus omdat hij kennis van Kṛṣṇa heeft gekregen is zijn kennis ook perfect. Abhijñaḥ. En Kṛṣṇa praat. Dat is niet fictief, nee. Kṛṣṇa, ik heb al gezegd dat Kṛṣṇa in ieders hart zit en Hij praat met de bonafide mensen. Net zoals een groot man, die praat met bonafide mensen, die verspilt zijn tijd niet door met zotten te praten. Hij praat, dat is een feit, maar Hij praat niet met zotten, Hij praat met de bonafide vertegenwoordiger. Hoe is dat bekend? Het staat in de Bhagavad-gītā; teṣāṁ satata-yuktānām (BG 10.10), wie de bonafide vertegenwoordiger is.